Alleen voor privé gebruik
 

J.M.J.


 
10 maart  1909


De Vader is één met Jezus, Jezus geeft zich voortdurend aan de zielen.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, bevond ik me buiten mezelf met het Kindje in mijn armen en ik zei: “Zeg me eens, mijn klein lief ding, wat doet de Vader?” En Hij: “De Vader is één met Mij; daarom doe Ik wat de Vader doet”. En ik vervolgde: “En met de heiligen – wat doet Gij?” En Hij: “Ik geef Mezelf onophoudelijk; dus Ik ben hun leven, vreugde, geluk, hun onmetelijk goed, zonder eind en zonder grenzen. Zij worden gevuld met Mij; Zij vinden alles in Mij – Ik ben alles voor hen en zij alles voor Mij”.

Toen ik dit hoorde wilde ik nijdig worden en ik zei: “Aan de heiligen geeft U Uzelf voortdurend, maar aan mij – zo weinig zo karig en met onderbrekingen dat ik uiteindelijk een dagdeel doorbreng zonder uw komst. En soms blijft U zo lang weg dat ik vrees dat U zelfs pas 's avonds komt; zo leef ik al stervend, een zeer wrede en niets ontziende dood. Toch zegt U dat U zeer veel van me houdt”. En Hij: “Mijn dochter, ook aan jou geef Ik Me onophoudelijk – nu eens persoonlijk, dan door genade, dan weer door licht en op vele andere wijzen. En wie kan dan ontkennen dat Ik veel, zeer veel van je hou?”

Welnu, op dat moment kwam het bij me op te vragen of mijn toestand de Wil van God was – want dat was noodzakelijker dan wat ik tegen Hem zei. Dus zei ik dat en in plaats van mij te antwoorden kwam Hij dicht bij mijn mond en bracht zijn tong in mijn mond en ik kon niet langer spreken. Ik kon alleen maar zuigen, maar ik weet niet wat het was; en toen Hij terugtrok kon ik alleen maar zeggen: “Heer, kom spoedig terug – wie weet wanneer U terugkomt”. En Hij antwoordde: “Vanavond zal Ik weer terugkomen”. En Hij verdween.




deel 9 – 1 april  1909


Jezus tooit de ziel met juwelen die komen vanuit het lijden.

Omdat ik heel veel leed zodat ik zelfs niet kon bewegen, droeg ik mijn pijntjes samen met die van Jezus op met die liefdes-intensiteit waar mee Hij de Vader wilde verheerlijken om eerherstel te bieden voor onze zonden en om al het heil te bewerken dat Hij met zijn lijden wilde bereiken. En ik zei bij mezelf: “Ik zal het zo bezien alsof dit lijden een martelaarschap van mij is, alsof de pijnen de beulen zijn, alsof het bed het kruis is en mijn onvermogen om te bewegen de touwen die mij vastgebonden houden om lieflijker en liefhebbender te worden voor mijn hoogste Goed. Maar de beulen... die zie ik niet. Dus wie is mijn beul die me verscheurt en Mij aan flarden scheurt, niet alleen de buitenkant van mijn lichaam, maar ook diep van binnen in mijn ziel – dat gaat zover dat ik de cirkel van mijn leven voel breken. Ach, mijn beul is de gezegende Jezus zelf”.

Op dat ogenblik zei Hij, bijna in een flits: “Mijn dochter, het is een te grote eer voor jou Mij als jouw beul te hebben. Ik handel als een bruidegom die zijn bruid moet huwen en haar op pad stuurt in het openbaar, om te zorgen dat ze er mooi uitziet en zij hem waardig zal zijn, maar hij vertrouwt het niemand toe, zelfs zijn bruid niet eens, maar hijzelf wil haar wassen, kammen, aankleden, haar tooien met juwelen, met diamanten. Dit is een grote eer voor een bruid; vooral omdat zij geen zorgen heeft zoals: “Zal ik mijn bruidegom behagen of niet? Zal hij houden van de manier waarop ik me heb mooi gemaakt of zal hij me verwijten als een dwaas dat ik niet in staat was om te raden hoe ik hem het meest zou behagen?”

Zo doe Ik met mijn geliefde bruiden. De liefde die Ik voor hen heb is zo groot dat Ik hen aan niemand toevertrouw; Ik ben zelfs gedwongen op te treden als hun beul – maar een liefhebbende beul. En dus ga Ik haar nu eens wassen, dan kammen; soms kleed Ik haar nog wat mooier, dan weer schenk Ik haar juwelen – maar geen aardse juwelen die kunstmatig zijn, liever met juwelen die ik laat komen uit de diepte van haar ziel uit het meest intieme gedeelte dat Ik gevormd heb door de aanraking van mijn vingers die het lijden te weeg brengen; en vanuit het lijden komen de juwelen. Het zet de wil om in goud, en deze wil, omgezet in goud met mijn eigen handen, zal allerlei dingen voortbrengen: de mooiste kronen, de prachtigste gewaden, de geurigste bloemen, de vrolijkste melodieën. En terwijl Ik die heb gecreëerd met mijn eigen handen, blijf Ik die nog meer versieren. Dit alles gebeurt met lijdende zielen. Dus heb Ik geen gelijk met te zeggen: “Te grote eer voor jou ?”




deel 9 – 5 mei  1909

Het lijden prent de heiligheid van Jezus in de ziel.

In mijn gebruikelijke toestand liet mijn welwillende Jezus zich maar even horen en zei met zijn lieve woorden: “Mijn dochter, voor hen die ze weten te benutten dienen verstervingen, ellende, ontbering, lijden en kruizen alleen om mijn heiligheid degelijk in te prenten in de ziel alsof ze zich blijft verfraaien met alle schakeringen van de goddelijke kleuren. Sterker nog, ze zijn niet anders dan vele hemelse geuren waarmee de ziel omgeven blijft”.


deel 9 – 8 mei  1909

Wie veel praat is zonder God.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand liet mijn lieflijke Jezus zich maar even zien en zei: “Mijn dochter, wie veel praat toont dat hij leeg is van binnen, terwijl iemand die vol is van God meer smaak heeft in zijn innerlijk en die smaak niet wil verliezen; hij spreekt zelden en alleen uit noodzaak. En zelfs als hij spreekt verlaat hij nooit zijn innerlijk en hij probeert zoveel hij kan in anderen in te prenten wat hij zelf van binnen ervaart. Wie veel praat daarentegen is niet alleen zonder God, maar door zo veel te praten probeert hij anderen te beroven van God”.


deel 9 – 16 mei  1909

De zon is symbool van genade.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus even en zei: “Mijn dochter, de zon is het symbool van genezing. Wanneer die ruimte vindt, zelfs als het in een grot is, een gewelf, een kloof, een hol, zo lang er 'n lege ruimte is en een kleine opening waardoor hij binnen kan dringen, komt hij ook binnen en vult alles met licht, en hiermee vermindert het licht in de andere ruimten niet. En als er niet meer licht verspreid wordt, is dat niet bij gebrek aan licht maar eerder bij gebrek aan ruimte waarin meer licht verspreid kan worden. Zo gaat het ook met mijn genade; meer dan de majestueuze zon omgeeft die alle schepselen met zijn weldadige invloed; die gaat echter alleen binnen in lege harten – er dringt net zoveel licht binnen in de harten als er lege ruimte te vinden is.

Hoe worden deze ruimten dan gevormd?
Nederigheid is het gereedschap waar mee de ruimte wordt uitgediept en gevormd. Onthechting van alles, ook van zichzelf, is de ruimte zelf. Het raam waardoor de genade van het licht in deze ruimte binnenkomt is vertrouwen op God en wantrouwen van zichzelf. Daarom vergroot hij de deur om het licht binnen te laten komen en meer genade op te nemen naar mate er meer vertrouwen is. De wachter die het licht vasthoudt en uitbreidt is vrede”.


deel 9 – 20 mei  1909

Liefde voor God gaat alles te boven.

Zoals altijd in mijn gebruikelijke toestand, toonde Jezus zich maar in een lichtflits en Hij zei: “Mijn dochter, er is niets dat de liefde te boven gaat – geen leer of waardigheid en nog minder adel. Hoogstens kan iemand die die factoren gebruikt om te speculeren over mijn Wezen Mij min of meer leren kennen; maar wie bereikt het punt dat hij van Mij zijn eigen bezit maakt? Liefde. Wie bereikt het punt Mij te eten zoals voedsel? Liefde. Wie mij lief heeft eet Mij gretig; Wie Mij liefheeft treft mijn wezen aan in iedere cel van zijn wezen. Er is net zoveel verschil tussen iemand die Mij werkelijk liefheeft en de anderen, wat hun toestand of eigenschappen ook mogen zijn, als tussen iemand die een kostbaar voorwerp kent, het waardeert en het hoog inschat, maar het behoort hem niet toe en iemand die dat kostbare voorwerp zelf bezit. Wie is van die beiden gelukkiger: degene die het kent of wie het bezit? Ongetwijfeld wie het bezit. Dus liefde weegt op tegen de leer en gaat er boven uit. Zij weegt op tegen waardigheid en overtreft alle waardigheden. Zij verschaft iemand goddelijke waardigheid. Zij compenseert alles en overtreft alles”.



deel 9 – 22 mei  1909

De zoete tekens van liefde.

Vanmorgen nadat ik te communie ging kwam de gezegende Jezus niet; en na lang wachten tussen waken en slapen wilde ik, toen ik zag dat de tijd verstreek en Jezus niet kwam, opstaan, maar tegelijkertijd wilde ik in bed blijven vanwege de kwellingen in mijn hart dat ik Hem niet zag. Ik voelde me als een kindje dat wil slapen en wakker gemaakt wordt en begint te zeuren en te huilen. In mijn gezeur zei ik in mijn binnenste terwijl ik probeerde wakker te worden: “Wat een bittere scheiding. Ik voel me levenloos en toch leef ik – maar leven is harder dan de dood. Uit liefde tot U echter deze ontbering; uit liefde tot U de bitterheid die ik voel; uit liefde tot U mijn gekweld hart; uit liefde tot u het leven dat ik niet voel hoewel ik leef. Maar opdat het voor U meer aanvaardbaar is, verenig ik mijn lijden met de intensiteit van uw liefde en samen met het mijne bied ik U uw eigen liefde aan”.

Maar terwijl ik dit zei bewoog Hij in mijn binnenste en zei: “Hoe zoet en vreugdevol is het om een teken van liefde te horen. Zeg het, zeg het nog eens – herhaal het nog een keer; monter Mij op met deze zo harmonieuze liefde-tonen die diep neerdalen in mijn hart en Mij zo aangenaam zijn”. Toch, wie zou het geloven! Ik schaam me om het te zeggen... In mijn licht-geraaktheid antwoordde ik: “Ik wil het niet zeggen – U voelt u aangenaam, terwijl ik meer verbitterd raak”. Mijn zoete Jezus zweeg alsof mijn antwoord Hem mishaagde; en zo gauw ik wakker werd, herhaalde ik mijn tekens van liefde vele keren. Hij liet zich echter niet horen of zien de hele dag lang.



deel 9 – 25 mei  1909

Jezus brengt de ziel in de war met liefde.

Nog in mijn gebruikelijke toestand kwam mijn gezegende Jezus niet. De hele dag echter had ik het gevoel of er iemand aanwezig was die niet toestond dat ik ook maar een minuutje tijd verspilde, maar die me voortdurend liet bidden. Een gedachte wilde me afleiden: “Als de Heer niet komt bid je meer; je bent aandachtiger en daardoor geef je Hem zelf de ruimte om niet te komen omdat de Heer dan kan zeggen: Omdat zij zich beter gedraagt als ik niet ga, is het beter dat ik zorg dat ze Mij mist”.

Omdat ik geen tijd kon verspillen met te luisteren naar mijn gedachte gooide ik de deur dicht voor zijn gezicht en zei: “Hoe minder Hij komt, des te meer zal ik Hem verwarren met liefde. Ik wil Hem geen kans geven – dit is wat ik kan doen en wat ik wil en Hij is vrij om te doen wat Hij maar wil”. En zonder te denken aan de nonsens die mijn gedachte mij had ingegeven ging ik door met te doen wat ik verondersteld werd te doen.

's Avonds echter herinnerde ik me dit zelfs niet meer. De gezegende Jezus kwam en bijna glimlachend zei Hij: “Bravo, bravo, mijn geliefde die Mij in de war wil brengen met liefde. Ik zeg je echter: je zult Me nooit in de war brengen; en als het soms lijkt of Ik verward ben door liefde, dan ben Ik het die jou de vrijheid schenkt dat te doen omdat de enige verlichting en datgene wat Mij het meest verheugt van schepselen de liefde is. In feite was Ik het die jou vroeg te bidden, die met je samen bad, die je geen rust gunde. Dus in plaats van dat Ik verward was, bracht Ik jou in de war met mijn liefde; en omdat jij je vervuld voelde van liefde en er door verward werd, dacht je toen je zag dat mijn liefde zich zo overvloedig in jou stortte, dat jij Mij verwarde met jouw liefde.
Ik zeg je echter: zo lang je probeert Mij meer lief te hebben, ben Ik blij met deze vergissingen van jou en Ik maak er een grap van tussen Mij en jou”.


deel 9 – 14 juli  1909

Alleen God kan vrede brengen in de ziel.

Ik heb een zeer bittere tijd doorgemaakt, vanwege de ontbering van de gezegende Jezus. Hoogstens toonde Hij zich als een schaduw en een lichtflits en soms leken zelfs de lichtflitsen weg te blijven. Mijn brein had het moeilijk met deze gedachte: “Hoe wreed heeft Hij me verlaten! Jezus is zo goed... Ach, misschien was Hij het niet die placht te komen – zijn goedheid zou me dit niet hebben aangedaan. Wie weet was het de duivel of mijn fantasie of mijn dromen...”. Maar het binnenste van mijn ziel wilde dit niet horen – die wilde in vrede blijven en leek geërgerd door dit alles. Die wilde meer en meer doordringen in de Wil van God; zij wilde zich erin verbergen, in een diepe slaap vallen in zijn heilige Wil – en geen manier zien eruit te ontwaken. Het leek of de goede Jezus haar zo in zijn Wil opsloot dat Hij niet toestond dat ze de deur vond om aan te kloppen en duidelijk te maken dat Jezus weg was en dus slaapt ze en blijft in vrede. Als ze geen antwoord krijgt zegt het brein tegen zichzelf: “Ben ik de enige die de gal moet drinken? Ik wil ook rustig worden en de Wil van God doen. Wat er ook kome... laat het maar komen zo lang ik zijn heilige Wil doe”. Dit is mijn huidige toestand.

Welnu, toen ik vanmorgen nadacht over wat ik hiervoor zei, zei de goede Jezus me: “Mijn dochter, als dit fantasieën, dromen of demonen waren, zouden ze niet zo veel kracht hebben om je een stralen-krans van vrede te bezorgen – en niet voor één dag, maar vijf en twintig jaar. Niemand zou die uitstraling van zoete vrede in en om je heen teweeg kunnen brengen – alleen degene die een en al vrede is. En als een adem van verwarring Hem zou kunnen overvallen, zou Hij ophouden God te zijn – zijn majesteit zou verbijsterd raken, zijn grootsheid zou inkrimpen, zijn macht verzwakken...
Kortom, het hele goddelijk Wezen zou een schok ondergaan. Wie jou bezit en Degene die jij bezit, is je nabij. Hij waakt voortdurend over je bij ieder zuchtje van verwarring in je en niets zou Me meer mishagen dan te zien dat je niet in volmaakte vrede bent. En Ik zou niet bij je weggaan voor Ik zie dat je weer totaal in vrede bent. Fantasieën, dromen en nog minder de duivel hebben dit vermogen niet en nog minder kunnen ze dat geven aan anderen. Bedaar daarom en wees niet ondankbaar tegenover Mij”.

deel 9 – 24 juli  1909

Alles wat de ziel doet uit liefde tot God treedt bij Hem binnen en wordt omgezet in zijn eigen werk.

Ik dacht na over de ellende van mijn huidige toestand en ik zei bij mezelf: “Alles is voorbij voor mij! Jezus is alles vergeten. Hij herinnert zich mijn moeilijkheden niet meer, het lijden waar ik doorheen gegaan ben uit liefde voor Hem tijdens de vele jaren in bed”. En zo ging mijn brein terug naar wat speciale vormen van lijden en de zwaarste die ik heb doorgemaakt. Op dat ogenblik zei de gezegende Jezus: “Mijn dochter, alles wat gedaan wordt uit liefde voor Mij komt bij Mij binnen en wordt omgezet in mijn eigen werk; en omdat mijn werken aan allen ten goede komen – dat wil zeggen aan de pelgrims, de zielen in het vagevuur en de zielen in de glorie – is alles wat je hebt gedaan en geleden voor Mij in Mij aanwezig en komt ten goede aan allen, net zoals mijn werken. Of wil je die liever in jezelf terug opnemen?” Ik antwoordde: “Laat dat nooit gebeuren, oh, Heer!” Maar desondanks bleef ik er over denken, een beetje afgeleid van mijn gebruikelijk innerlijk werk; en Jezus herhaalde: “Je wilt niet ophouden? Ik zal zorgen dat je ophoudt”. En Hij zette zich in mijn binnenste, bad met luide stem en zei alles wat ik moest zeggen. Bij het zien hiervan bleef ik verward, en ik volgde de goede Jezus; en toen Hij zag dat ik geen aandacht meer besteedde aan iets anders, zweeg Hij. En ik bleef alleen achter en deed wat ik gewoonlijk doe.


deel 9 – 27 juli  1909

De ziel is speelgoed van Jezus op aarde.

In mijn gebruikelijke toestand dacht ik bij mezelf: “Waarom ben ik hier? Ik dien nergens meer voor Hij komt niet en ik ben niets meer dan een nutteloos voorwerp, omdat ik zonder Hem niets waard ben, ik lijd voor niets. Dus waarom houdt Hij me nog langer op deze aarde? En Hij, in een flits, zei: “Mijn dochter, Ik houd je hier om met je te spelen, en speelgoed houd je niet altijd in je handen. Dikwijls worden ze zelfs maandenlang niet aangeraakt, maar desondanks, als de eigenaar van dat speelgoed het wil, houdt het niet op te dienen voor zijn vermaak. Wil jij misschien dat Ik zelfs geen enkel speelgoed op aarde heb? Laat Mij Me met jou op aarde vermaken zoals het Mij behaagt en in ruil daarvoor laat ik jou je met Mij vermaken in de Hemel”.


deel 9 – 29 juli  1909

Vrede is een goddelijke deugd.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand zei ik bij mezelf: “Waarom wil de Heer perse dat er geen spoortje verwardheid bij mij binnen komt en dat ik in alle omstandigheden in vrede blijf? Het lijkt wel of niets Hem behaagt, zelfs geen grote werken, heldhaftige deugden, gruwelijk lijden...
Het lijkt wel of Hij zijn neus optrekt in de ziel en als zij niet in vrede is, blijft Hij van al deze dingen walgen en mishaagt die ziel Hem”.
Opdat moment liet Hij zich horen en als antwoord op mijn “waarom” zei Hij met waardige en indrukwekkende stem: “Omdat vrede een goddelijke deugd is, terwijl de andere deugden menselijke zijn. Dus iedere deugd, niet bekroond door vrede, kan geen deugd genoemd worden maar ondeugd. Daarom is vrede Mij zo dierbaar – omdat vrede het duidelijkste teken is dat men lijdt en werkt voor Mij en het is het erfdeel voor mijn kinderen van de eeuwige vrede die zij met Mij zullen genieten in de Hemel”.


deel 9 – 2 augustus  1909

De ziel: speelgoed gemaakt van goud en diamanten.

Ik dacht na over wat ik schreef de 27 ste van verleden maand en ik zei bij mezelf: “Ik dacht dat ik iets was in de handen van de Heer; toch ben ik alleen maar een speelgoedje! Wat een armzalig object ben ik! Speelgoed kan gemaakt worden van klei, aarde, papier of slap elastiek, zodat die alleen maar op de grond hoeven te vallen – of slechts het minste ongelukje – om te breken en als ze niet meer gebruikt kunnen worden voor 't spel worden die weggegooid. Oh, mijn hoogste God, hoe bedrukt voel ik me bij het idee dat U me op zekere dag kunt weggooien!” En de goede Jezus liet zich horen: “Mijn dochter, wees niet benauwd. Als speelgoed gemaakt is van armzalig materiaal en het is kapot gooit men het weg. Maar als het gemaakt is van goud en diamant of een ander kostbaar materiaal, bewaart men dat goed en dient het tot vermaak van degene die het geluk heeft om het te bezitten. Dat ben jij voor Mij: een speeltje gemaakt van diamant en zuiver goud, omdat jij mijn beeld in je draagt en omdat Ik jou gekocht heb met de prijs van mijn bloed en jij wordt getooid met de gelijkenis van mijn lijden. Je bent daarom geen armzalig object dat Ik weg zou kunnen gooien; je kost me juist heel veel. Je kunt gerust zijn – je loopt geen risico dat Ik je weggooi”.


deel 9 – 1 oktober  1909

Jezus telt, weegt en meet alles in de ziel zodat er niets verloren gaat en zij alles vergoed krijgt.

Erg bedroefd vanwege mijn armzalige toestand walgde ik van mezelf en voelde me verfoeilijk voor God. Ik had het gevoel alsof de Heer mij halverwege verlaten had en zonder Hem kon ik echt niet verder. Ik ervaar dat Hij mij niet langer wenst te benutten om de wereld kastijdingen te besparen en dus heeft Hij kruizen en doornen van Mij weggenomen. Hij heeft al mijn delen in zijn passie, alle aansluitingen verbroken... Het enige wat ik zie is dat Hij op zijn hoede is zodat ik in vrede blijf. Mijn God, wat een pijn! Als U zelf me niet afleidt van deze verliezen van de kruizen, van U en van alles, zou ik sterven van verdriet. Ach, als het ging over uw heilige Wil, in wat voor zee van ellende zou ik ten onder gaan. Oh, houd me altijd in uw heilige Wil – dit is mij genoeg.

Welnu, in mijn gebruikelijke toestand zat ik te huilen en zei bij mezelf: “De goede Jezus houdt geen rekening met mij, niet met de jaren in mijn bed, niet met de offers, met niets; anders zou Hij me niet verlaten hebben en ik bleef maar huilen. Op dat ogenblik voelde ik Hem bewegen in mijn binnenste en ik verloor het bewustzijn maar ook buiten mezelf bleef ik huilen. Toen, alsof er een deur open ging in mijn binnenste, zag ik Jezus. Ik voelde me licht geraakt en ik zei niets tegen Hem; ik bleef alleen maar huilen. Jezus zei: “Bedaar, bedaar, huil niet; als je huilt voel Ik hoe mijn hart geraakt wordt en Ik val in zwijm omdat Ik je zo graag zie. Wil je mijn pijnen doen toenemen vanwege jouw liefde?”

Toen zag Hij er majestueus uit alsof Hij binnenin mijn hart op een troon zat. Het leek of Hij een pen in zijn hand hield en schreef en zich tot mij wendend zei Hij: “Kijk eens of ik geen rekening houd met jouw aangelegenheden – niet alleen met de jaren in je bed, de offers, maar zelfs met je gedachten aan Mij gewijd. Ik noteer jouw gevoelens, je verlangen, alles... alles, zelfs wat je zou willen doen of lijden, maar jij voert het niet uit omdat Ik het je niet toesta. Ik tel, weeg en meet alles, zodat er niets verloren gaat en je alles vergoed krijgt. En als Ik het noteer, bewaar Ik het in mijn eigen hart”.

Ik weet niet hoe, maar toen bevond ik me in Jezus, terwijl ik voordien in mijn binnenste was. Het kwam me voor dat het hoofd van Jezus de plaats van mijn hoofd innam en al mijn lichaamsdelen dienden Hem tot lichaam. En Hij herhaalde: “Zie hoe Ik je behoed – als mijn eigen lichaamsdelen” en Hij verdween. Even nadien barstte ik net zo dikwijls weer in tranen uit omdat ik nog steeds zo bedroefd was. Jezus kwam terug en zei: “Mijn dochter, houd moed, Ik heb je niet verlaten, Ik ben eerder verborgen omdat jij Me, als Ik me laat zien zoals eerst, zou vastbinden en ik de wereld helemaal niet zou kunnen kastijden. Ik heb je ook niet halverwege in de steek gelaten. Herinner je je niet wat deze laatste jaren van je leven betekenen? Dit zijn de jaren gewild door je biechtvader. Weet je niet meer dat je, niet ééns maar wel vier of vijf keer, met Me gestreden hebt – Ik wilde je met Me meenemen en jij zei dat de gehoorzaamheid dat niet wilde – en terwijl Ik je voorbereidde om je met Me mee te nemen, werd Ik gedwongen je weer te verlaten? Kijk eens naar de gevolgen die je nu draagt. Dit zijn jaren van onderbreking en geduld. Liefde en gehoorzaamheid hebben hun eigen doornen die grote open wonden veroorzaken en het hart doen bloeden. Maar zij doen robijnrode, zeer geurige en zeer mooi rozen bloeien. In feite zie Ik in je biechtvader de vruchten van zijn goede wil en liefde en de angst dat de wereld gekastijd zou kunnen worden – hierom heb Ik met hem gestreden; maar als Ik niemand had gevonden die zou bidden en tussen beide zou komen, zou jij zeker niet hier zijn. Maar kom, houd moed, uiteindelijk zal de ballingschap niet zo lang duren en Ik beloof je dat de dag zal aanbreken dat Ik me door niemand zal laten overhalen”.

Wie kan verwoorden in wat een bitterheid ik rondzwom – getroost, ja, maar verbitterd tot in het merg van mijn botten. Ik kan er niet aan denken zonder weer te wenen; zo erg dat, toen ik het vertelde aan mijn biechtvader, ik zo'n hete tranen schreide dat het leek of ik kwaad op hem zou worden en ik zei hem: “U bent de oorzaak van mijn problemen”.


deel 9 – 4 oktober  1909

Denken aan jezelf moet ophouden om te doen wat Jezus doet.

Nog steeds wat verward om het gemis van mijn gezegende Jezus was ik, naar gewoonte, in mijn innerlijk intens bezig met de uren van de passie. Het uur waarover ik spreek is het uur waarin Jezus het zware hout van 't kruis op zijn schouder neemt. De hele wereld zag ik voor me: verleden, heden en toekomst.
In mijn verbeelding leek ik al de zonden te zien van alle generaties, die de goedaardige Jezus te neer drukten en verpletterden, zo erg dat het kruis slechts een strootje was – dat niets woog vergeleken bij alle zonden. En ik probeerde Jezus naar me toe te trekken en zei: “Kijk, mijn Leven, mijn Goed, ik zal hier blijven in plaats van hen allen. Ziet U die vele golven van heiligschennissen? Ik ben hier om te herhalen dat ik U zegen namens allen. Wat een golven van bitterheid, haat, hoon en ondankbaarheid, van zo weinig liefde! En ik wil U kalmeren namens allen, U liefhebben, U danken U aanbidden en vereren namens allen. Maar mijn eerherstel is koud, schraal, beperkt. Gij die wordt beledigd zijt oneindig, daarom wil ik ook mijn eerherstel en liefde oneindig doen zijn; en om die oneindig, onmetelijk en eindeloos te laten zijn, verenig ik mezelf met U, met uw eigen Godheid, nog sterker, met de Vader en de heilige Geest en ik zegen U met uw eigen zegen, ik heb U lief met uw liefde, ik kalmeer U met uw eigen lieflijkheid, ik breng U eer, ik aanbid U zoals U dat doet aan elkaar, Gij goddelijke Personen”.

Maar wie kan al de nonsens weergeven die ik naar buiten bracht. Ik zou nooit eindigen als ik alles zou willen zeggen. In de uren van de passie omhels ik ook samen met Jezus de onmetelijkheid van zijn werk. En voor allen en ieder afzonderlijk verheerlijk ik God, ik bied eerherstel, ik smeek namens allen en daarom vind ik het moeilijk alles te zeggen. Terwijl ik dit deed kwam er een gedachte bij me op: “Je denkt over de zonden van anderen – en hoe staat het met je eigen zonden? Denk over jezelf, bied eerherstel voor jezelf”. Dus probeerde ik over mijn zonden na te denken, mijn grote ellende, het gemis van Jezus veroorzaakt door mijn zonden en afgeleid van de gewone dingen in mijn binnenste, weende ik over mijn diepe ongeluk. Op dat moment bewoog mijn altijd lieflijke Jezus in mijn binnenste en zei met gevoelige stem: “Wil je beslissen over jezelf? Het werk binnenin je is niet van jou maar van Mij. Jij doet niets dan Mij volgen – de rest doe Ik allemaal zelf. Het denken over jezelf moet stoppen. Jij moet alleen maar doen wat Ik verlang en Ik zal voor al het kwaad en het goede van je zorgen. Wie kan er meer goed voor je doen – jij zelf of Ik?” En Hij toonde zijn ongenoegen.

Dus begon ik Hem te volgen maar even daarna, toen ik bij de volgende statie kwam op de weg naar Calvarie, waar ik meer dan ergens anders doordrong in de verschillende intenties van Jezus, kwam de gedachte bij me op: Niet alleen moet je ophouden te denken over je eigen heiliging maar ook over je redding. Zie je niet dat je uit jezelf voor niets deugt? Wat voor goeds kan er ooit voor jou ontstaan door dat voor anderen te doen? Ik wendde me tot Jezus en zei: “Mijn Jezus, zijn uw bloed, uw pijnen, uw kruis er niet voor mij? Ik was zo slecht dat die nadat ik die met mijn zonden met mijn voeten heb vertrapt, misschien wel zijn opgebruikt voor mij. Maar oh, alstublieft, vergeef me en als U me niet wilt vergeven, schenk me uw Wil en ik zal tevreden zijn. Uw Wil is alles voor mij. Ik ben alleen achtergebleven zonder U en U alleen kent het verlies dat ik heb geleden. Ik heb niemand; schepselen zonder U vervelen me. Ik voel me in deze gevangenis van mijn lichaam als een geketende slaaf. Neem tenminste uit medelijden uw heilig Wil niet van me weg!” Hierover denkend werd ik weer afgeleid van mijn binnenste en Jezus liet me weer zijn stem horen, luider en indrukwekkender: “Je wilt niet ophouden? Wil je mijn werk in jou te niet doen?” Ik weet 't niet... alsof Hij mijn geest tot rust had gebracht, probeerde ik Hem te volgen en er mee op te houden.



deel 9 – 6 oktober  1909

De vermogens van ware liefde zijn: alles zuiveren, triomferen over alles en alles bereiken.

Na de Communie kwam mijn altijd beminnelijke Jezus even en omdat ik een discussie had gehad met mijn biechtvader over de aard van de ware liefde, wilde ik Jezus vragen of ik gelijk had en Hij zei: “Mijn dochter, het is precies zoals je zei – dat ware liefde alles mogelijk maakt, angst en twijfel uitsluit en de hele kunst is de geliefde in bezit te nemen. En als die de hare is geworden, verschaft de liefde zelf haar de middelen om het verkregen goed te behouden. Welnu, welke twijfel kan een ziel hebben over iets wat haar toebehoort? Waarop kan ze niet hopen? Nog sterker, als ze het in bezit gaat nemen wordt de liefde stoutmoedig en gaat zo ver dat ze komt tot buitensporigheden, tot 't ongelooflijke. Ware liefde kan zeggen: er bestaat geen jouw en mijn meer – ik ben de jouwe en jij bent de mijne. Dus kunnen we over elkaar beschikken, ons verheugen in elkaar, van elkaar genieten. Als je eenmaal van mij bent, wil ik over je beschikken zoals het mij behaagt”.

Hoe kan de ziel in deze toestand van ware liefde gebreken, ellende, zwakheden naar boven halen als het verkregen goed haar alles heeft vergeven, haar verfraait met alles en dat wat zij bezit haar voortdurend blijft zuiveren. Dit zijn de vermogens van ware liefde. Alles zuiveren, triomferen over alles, alles bereiken. Welke liefde kan er in feite zijn voor een persoon die men vreest, waaraan men twijfelt, van wie men niet alles verwacht? De liefde verliest zo het beste van haar eigenschappen. Het is waar dat men dit zelfs ziet bij de heiligen. En dit maakt duidelijk dat liefde van de heiligen onvolmaakt kan zijn en kan schommelen naargelang de toestand waarin zij zich bevinden.

Bij jou is dit heel anders; omdat jij met Mij in de Hemel moet zijn en je dit offer hebt gebracht uit liefde voor de gehoorzaamheid en voor je naaste, is de liefde in jou versterkt, de wil is versterkt door Mij niet te beledigen. Daarom lijkt jouw leven al voorbij, en daarom ervaar je de last van je ellende niet. Dus wees zeer attent op wat jou betaamt en laat de liefde voor Mij uitgroeien tot oneindige liefde”.


deel 9 – 7 oktober  1909

Behoedzaamheid en bezorgdheid van Jezus door zowel ziel als lichaam van schepselen te omgeven met doornen.

In mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus maar even en zei: “Mijn dochter, mijn bezorgdheid en behoedzaamheid voor mijn schepselen is zo groot dat Ik, om ze niet ten onder te laten gaan, gedwongen ben hen met doornen te omgeven – zowel naar ziel als naar lichaam zodat de doornen het slijk tegen houden dat hen zou kunnen bevuilen. Daarom mijn dochter, gebruik ik doornen – dat betekent bitterheid, gemis, verschillende innerlijke toestanden – ook mijn zeer grote gunsten waarmee Ik de zielen begunstig die Me dierbaar zijn, zodat deze doornen hen niet alleen vrijwaren maar voorkomen dat zij bevuild worden met het slijk van eigenliefde en dergelijke”. En Hij verdween.



deel 9 – 14 oktober  1909

Bewijzen dat het Jezus is die naar Luisa toe gaat.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand trof ik mezelf aan met een baby in mijn armen; en die ene baby werden er drie en ik voelde me opgaan in Hen. Welnu, 's morgens toen mijn biechtvader kwam vroeg hij of Jezus was gekomen en ik vertelde hem wat hierboven staat, zonder er iets aan toe te voegen. Mijn biechtvader zei: “Zeiden ze niets? Begreep je er iets van?” En ik: “Ik kan het niet goed zeggen”. En hij vervolgde: “De hele Drie-eenheid was hier en jij kunt niets zeggen? Je bent nog dommer geworden – het maakt duidelijk dat dit dromen zijn”. En ik: “Ja, het is waar dat het dromen zijn”. Hij zei nog andere dingen en terwijl mijn biechtvader sprak voelde ik me zo stevig omklemd door Jezus' armen dat ik het bewustzijn verloor en Jezus zei: “Wie wil hier mijn dochter lastig vallen?” En ik: “Vader heeft gelijk. Omdat ik niets kan zeggen hebben zij geen aanwijzing dat het Jezus Christus is die bij me komt”. En Jezus vervolgde: “Ik handel met jou als de zee omgaat met een persoon die duikt in de diepte van de zee. Ik dompel je helemaal in mijn Wezen zodat al je zintuigen overspoeld blijven en op zo'n manier dat als jij wilt spreken over mijn onmetelijkheid, mijn diepte en hoogte je alleen kunt zeggen dat het zo groots was dat je je zicht kwijt raakte. Als je wilt spreken over mijn vreugde, mijn eigenschappen, kun je zeggen dat zij zodanig zijn en zo talrijk dat je op 't punt stond je mond open te doen om ze te tellen, je er in verdronk en zo met al de rest. Bovendien – wat is dit – heb Ik geen teken gegeven dat Ik het was? Fout. Wie heeft jou in bed gehouden 22 jaar lang zonder je te ruïneren en vol kalmte en geduld? Is dat misschien hun deugdzaamheid geweest, of de mijne? En wat met de testen die ze deden de eerste jaren van deze toestand van jou of de tien, zeventien of achttien dagen die Ik je onbeweeglijk door liet brengen zonder enig noodzakelijk voedsel. Waren zij het misschien die je in leven hielden of was Ik dat?”

Omdat vader mij had geroepen kwam ik weer tot mezelf. Toen mijn biechtvader de heilige Mis opdroeg ontving ik de communie en Jezus kwam terug. Ik klaagde bij Jezus dat Hij niet kwam zoals tevoren, dat de grote liefde die Hij voor me had leek veranderd in koelheid... “Het is waar dat als ik bij U klaag U altijd excuses hebt – dat U wilt kastijden en dat U daarom niet komt, maar ik geloof het niet. Wie weet wat voor kwaad er leeft in mijn ziel en daarom komt U niet. Zeg het me tenminste want tot elke prijs, zelfs mijn leven, wil ik het uitbannen; maar zonder U kan ik niet. Bedenk wat U wil; zo kan ik niet verder – of met U op aarde of met U in de Hemel. En de gezegende Jezus onderbrak me en zei: “Kalmeer kalmeer, Ik ben niet ver van je vandaan, maar altijd bij je. Je ziet Me niet altijd maar Ik ben altijd bij je, nog sterker, Ik ben in het diepst van je hart om er te rusten en als je Me zoekt en het gemis van Mij geduldig verdraagt, omgeef je Me met bloemen om Me op te fleuren een laat je Me vrediger rusten”.

En terwijl Hij dit zei, leek het of er veel soorten bloemen rondom Jezus waren die Hem bijna verborgen hielde. Toen vervolgde Hij: “Jij gelooft niet dat Ik je bij Mij vandaan houd om te kastijden; toch is het zo. Wanneer je het het minst verwacht, zul je de dingen horen die zullen gebeuren”. En dit zeggende toonde Hij me in de wereld oorlogen, revoluties tegen de Kerk, kerkgebouwen in brand – en dat stond bijna op 't punt te gebeuren.


deel 9 – 2 november  1909

Men moet nooit naar het verleden kijken maar naar het heden.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand dacht ik over mijn verleden en de gezegende Jezus liet zich even zien en zei: “Mijn dochter, kijk niet naar het verleden, omdat het verleden al in Mij aanwezig is en 't kan jou afleiden en en het kan leiden tot een vergissing op het stukje pad dat je nog moet afleggen. In feite vertraagt jouw omkijken naar het verleden je tempo van de reis van dit moment en dus verlies je tijd en ga je niet vooruit op je pad. Anderzijds als je alleen naar het nu kijkt zul je meer hebben, je zult inniger met Mij verenigd blijven, je zult meer vooruitgaan op je pad en er is geen risico dat je je vergist”.



deel 9 – 4 november  1909

Met zijn zaligheid maakt God de hele Hemel gelukzalig, omdat alles in Hem harmonie is.

Na de communie zei ik tot mijn aanbiddelijke Jezus: “Ik ben nu innig verenigd met U – nog sterker, ik ben vereenzelvigd met U, alsof we één zijn. Ik geef mijn wezen over aan U en ik neem het uwe. Dus ik schenk U mijn geest en ik neem de uwe. Ik schenk U mijn ogen, mijn mond, mijn hart, mijn handen, mijn voetstappen... Oh, hoe gelukkig ben ik van nu af aan. Ik zal denken met uw brein, kijken met uw ogen, spreken met uw mond, U liefhebben met uw hart, werken met uw handen, lopen met uw voeten... En als me iets overkomt zal ik zeggen... :
Ik gaf mijn wezen over aan Jezus en ik nam het zijne – ga naar Jezus en Hij zal je antwoorden voor mij”. Oh hoe zegenrijk voel ik me! Oh ja, ik neem ook van U uw zaligheid, niet waar Jezus? Maar, mijn Leven en mijn Goed, met uw zaligheid maakt U de hele Hemel gelukzalig. Terwijl ik als ik uw zaligheid neem niemand gelukzalig maak”. En Jezus zei me: “Mijn dochter, door heel mijn wezen op te nemen samen met mijn zaligheid, kan ook jij anderen gelukzalig maken. Waarom heeft mijn Wezen het vermogen om gelukzalig te maken? Omdat alles harmonieus is in Mij, het ene vermogen harmonieert met het andere: rechtvaardigheid met barmhartigheid, wijsheid met kracht onmetelijkheid met diepte en hoogte en zo voor al het andere. Alles is harmonie in Mij – niets is onharmonisch. Deze harmonie maakt mijn zaligheid uit en Ik maak al degenen die dicht bij Me komen gelukzalig. Dus, als je mijn Wezen in je opneemt zorg dan dat alle vermogens harmoniëren met elkaar. En deze harmonie zal gelukzaligheid overdragen aan degenen die dicht bij je komen, omdat als ze goedheid, lieflijkheid, geduld, liefde en gelijk-waardigheid zien in alles in jou, zullen ze zich gelukzalig voelen als ze bij je zijn”.

deel 9 – 6 november  1909

Het gemis van Jezus zuivert en verteert de ziel.

Ik klaagde bij Jezus omdat ik Hem miste en toen Hij zich even liet zien zei Hij: “Mijn dochter, het kruis verenigt de ziel steeds inniger met Mij. Dit gemis van Mij waar je onder lijdt, doet je boven je zelf uitstijgen, omdat als je Degene die jij binnen in je liefhebt niet vindt, het leven zo vervelend voor je wordt, al de dingen rondom je hinderen je en je hebt niets om op te steunen. Degene op wie je alleen gewend bent te steunen lijkt je te ontbreken en daarom blijft de ziel maar rond fladderen, tot ze gezuiverd is van alles, tot ze verteerd is. En totaal verteerd zal jouw Jezus je de uiteindelijke kus geven en je zult je zelf aantreffen in de Hemel. Ben je niet gelukkig?”




deel 9 – 9 november  1909

Jezus vermaakt zich als de ziel met Hem samenwerkt.

Toen ik in mijn gebruikelijke toestand was, dacht ik Onze Heer te zien die binnen in mij zijn armen uitstrekte en met zijn handen op een orgel een kleine sonate speelde, terwijl Hij binnen in mij was. Jezus vermaakte zich met het spel. Ik zei Hem: “Oh, hoe goed amuseert U zich!” En Jezus: “Ja inderdaad. Je moet weten dat omdat jij jouw dingen samen met Mij hebt gedaan – dat wil zeggen, je hebt Me bemind met mijn liefde, je hebt Me aanbeden met mijn aanbidding, je hebt Me eerherstel gebracht met mijn eerherstel, en aldus met al het andere – zijn de dingen onmetelijk in jou, net zoals bij Mij en deze eenheid van werken heeft dit orgel gevormd. Iedere keer echter als je iets meer lijdt voeg je weer een toets toe en direct kom Ik mijn kleine sonate spelen om te zien wat voor geluid deze nieuwe toets voortbrengt en Ik geniet van weer wat vermaak. Daarom, hoe meer je lijdt hoe meer harmonie te toevoegt aan mijn orgel en Ik vermaak Me meer”.




deel 9 – 16 november  1909

De zonde is de enige wanorde in de ziel.

Na bittere dagen van gemis klaagde ik na de communie bij de gezegende Jezus: “Het lijkt echt dat U me totaal wilt verlaten maar zeg me tenminste, wilt U dat ik deze toestand verlaat? Wie weet wat voor wanorde er in mij is dat U bent weggegaan. Zeg het me want ik beloof U van harte – ik zal het beter doen”. En Jezus: “Mijn dochter, wees niet ongerust. Als Ik je je bewustzijn laat verliezen blijf dan vol vrede. Zo niet blijf nog meer in vrede zonder tijd te verspillen. Wat je ook overkomt, neem alles aan uit mijn hand. Kan Ik je toestand met een paar dagen opschorten? Als het vanwege wanorde was zou Ik 't je gezegd hebben. Weet je wat wanorde brengt in de ziel? Alleen zonde, zelfs de kleinste zonde. Oh hoe misvormt die haar, verkleurt die haar, verzwakt haar! Maar de innerlijke toestand, het gemis, schaadt haar niet. Wees daarom waakzaam dat je Me niet beledigt, zelfs niet in 't minst en wees niet bang voor wanorde in je ziel”.

En ik: “Maar Heer, er moet iets slechts zijn in mij. Vroeger deed U niets dan komen en gaan, en bij deze bezoeken... liet U me delen in kruizen, spijkers, doornen, maar toen de natuur hieraan gewend was geraakt en die natuurlijk begon te vinden, zodat lijden makkelijker voor haar is dan niet lijden, trok U zich terug. Hoe is 't mogelijk dat er niets ernstigs is in mij?” En Jezus heel welwillend, zei: “Luister, mijn dochter, Ik moest je ziel geschikt maken om op het punt te komen dat je vreugde vindt in het lijden om mijn werk te kunnen doen. Daarom moest Ik je testen, je verrassen, belasten met lijden zodat je natuur weer tot nieuw leven zou komen. Dit werk heb Ik voltooid omdat de deelname aan mijn pijnen in jou blijvend is geworden, nu eens wat meer, dan weer minder. Nu Ik dit werk heb voltooid vind Ik er mijn vreugde in. Wil je Me wat laten rusten? Luister, wil er niet over nadenken. Laat jouw Jezus die je zo zeer liefheeft het doen. Ik weet wanneer mijn werk in jou noodzakelijk is en wanneer Ik moet rusten van mijn werk”.




deel 9 – 20 november  1909

Menselijk en goddelijk zicht op het kruis.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn lieve Jezus maar even en zei: “Mijn dochter, iemand die het kruis beschouwt op een menselijke manier vindt het slijkerig en daarom zwaarder en bitterder. Iemand die het kruis daarentegen beziet vanuit een goddelijk standpunt vindt het vol licht, niet zwaar en zoet. In feite kijken mensen zonder genade, kracht en licht en daarom hebben ze de brutaliteit om te zeggen: Waarom doet die persoon mij dat kwaad aan? Waarom veroorzaakt die mij deze ellende, deze ramp? En de ziel vult zichzelf met verontwaardiging, boosheid, wraak en zo wordt het kruis slijkerig, donker zwaar en bitter. Vanuit goddelijke gezichtspunt daarentegen is het vol genade, kracht en licht. Daarom heeft zij niet de stoutmoedigheid om te zeggen; Heer, waarom deed U me dit aan? Integendeel, ze vernedert zich, zij berust en het kruis wordt licht en brengt haar licht en zoetheid”.

deel 9 – 25 november  1909

Zowel in Jezus als in de zielen wordt het eerste werk gedaan door de liefde.

In mijn gebruikelijk toestand dacht ik over de doodsangst van Jezus in de Hof van Olijven. En de gezegende Jezus liet zich even zien en zei: “Mijn dochter, de mensen bewerken niets dan de huid van mijn Mensheid terwijl de eeuwige liefde mijn innerlijk bewerkte. Dus in mijn doodsangst was het de eeuwige liefde, de onmetelijke liefde, de niet te berekenen liefde, de verborgen liefde, en niet de mensen – die grote wonden aanrichtten in Mij, die Mij doorboorden met gloeiende spijkers, kroonden met brandende doornen, en Mij kokende gal lieten drinken. En mijn Mensheid, niet in staat zo veel verschillende vormen van martelaarschap tezelfdertijd te ondergaan, vergoot brede stromen bloed en kromp in een en zei uiteindelijk: “Vader, als het mogelijk is, laat deze kelk aan Mij voorbijgaan maar niet mijn Wil maar uw Wil geschiede” - wat niet gezegd werd in de rest van de passie. Alles wat Ik leed in de loop van de passie leed Ik allemaal samen in de doodsangst maar veel intenser, pijnlijker en meer intiem omdat de liefde diep binnen drong in het merg van mijn beenderen en in de intiemste vezels van mijn hart, wat de schepselen nooit konden bereiken. Maar liefde bereikt alles; niets kan haar weerstaan. Dus mijn eerste beul was de liefde. Daarom was er gedurende mijn passie zelfs geen zweem van verwijt in Mij tegenover degenen die optraden als mijn beulen – omdat er een wredere meer actieve beul in Mij was: de liefde. En wat de uitwendige beulen niet konden bereiken of een klein gedeelte van Mij werd gespaard, liefde ging door met haar werk en bespaarde Me niets.

Dit gebeurt in alle zielen: het eerste werk wordt gedaan door de liefde en als de liefde haar eenmaal heeft bewerkt en haar vervuld heeft met zichzelf, dan is wat uiterlijk zichtbaar is niets anders dan het naar buiten brengen van de uitwerking die de liefde innerlijk teweeg brengt”.



deel 9 – 22 december  1909

De reden voor de verlatenheid van heilige zielen voor hun dood.

Toen ik de communie had ontvangen klaagde ik bij de gezegende Jezus dat ik Hem zo miste want als Hij komt is het bijna altijd als in een flits of Hij zwijgt totaal. En Jezus zei: “Mijn dochter, voor bijna alle zielen aan wie Ik Me op een buitengewone manier heb geopenbaard, heb Ik deze toestand van verlatenheid toegelaten op het einde van hun leven. En dit niet alleen vanwege bepaalde bedoelingen mijnerzijds maar ook om geëerd en verheerlijkt te worden vanwege mijn beleid. Inderdaad zeggen velen: “Natuurlijk moesten deze zielen zo'n hoge graad van heiligheid bereiken en zij beminden Hem zo. Met zoveel gunsten, zoveel genaden en charisma's zouden zij werkelijk ondankbaar zijn als zij dat niveau niet zouden bereiken. Als wij die hadden gekregen, zouden we dat ook bereikt hebben – nog hoger zelfs”. Dus om mijn beleid te rechtvaardigen wil Ik hun die verlatenheid opleggen, het gemis dat Ik deze zielen aan doe wat voor hen een vagevuur bij leven is en ook hun trouw, de heldhaftigheid van hun deugden. En hoeveel makkelijker is het om te lijden onder armoede als men geen rijkdom kent dan als men rijk geboren wordt en gewend is om als een rijke te leven en dan die rijkdom te verliezen en als een arme te leven. Bovendien zijn de bovennatuurlijke rijken niet hetzelfde als de materieel rijken die het lichaam goed doen en dat hoogstens naar buiten laten blijken. Bovennatuurlijk rijkdom dringt diep door in het merg, in de diepste vezels, in het edelste deel van het intellect. Het minste wat je kunt zeggen is dat het meer is dan martelaarschap. Ik zelf word zo tot medelijden bewogen dat mijn hart bijna breekt van tederheid. En Ik word gedwongen om het zeer dikwijls te laten breken en Ik kan 't niet weerstaan, ook al om hen de kracht te geven de uiterst voltooiing te bereiken. Alle engelen en heiligen houden hun blik op hen gericht en namens Mij waken zij over hen zodat zij niet bezwijken, wel wetend hoe wreed hun martelaarschap is. Mijn dochter, houd moed, je hebt gelijk; maar weet dat alles liefde is in Mij”.

En terwijl Hij dit zei, leek Hij verder van Mij weg te bewegen. Ik voelde mijn natuur verteerd worden en versmolt tot niets. Die zaden van kracht, licht en kennis die ik leek te ervaren – alles vervaagde tot niets. Ik voelde me of ik ging sterven en toch leefde ik. Intussen kwam Hij terug en me in zijn armen nemend, leek het of Hij dit niets-zijn van mij ondersteunde, zeggende: “Zie je mijn dochter, als het zaadje van jouw kracht, het lampje van jouw licht, het beetje kennis omtrent Mij dat je hebt en al je andere schamele mogelijkheden oplossen, hoe mijn kracht, mijn licht, mijn wijsheid, mijn schoonheid en al mijn andere eigenschappen het overnemen en dit niets-zijn van jou opvullen? Ben je niet gelukkig?”

En ik zei Hem: “Luister, Jezus, als U zo doorgaat zult U geen zin meer hebben om mij op aarde te houden”. En ik herhaalde dit verschillende keren. En Jezus wilde niet luisteren naar mijn woorden en antwoordde: “Luister, mijn dochter, Ik zal nooit mijn smaak in jou verliezen – als Ik je op aarde houd zal Ik op aarde van je genieten; als Ik je in de Hemel opneem zal Ik in de Hemel mijn voldoening in je vinden. Weet je wie eerder zijn voldoening zal verliezen? Je biechtvader”.



deel 9 – 24 februari  1910

Luisa kan haar innerlijk niet blootleggen aan haar biechtvader.

Vanmorgen bij de communie klaagde ik bij Jezus want ik kan niet langer mijn toestand openbaren aan degene aan wie ik verondersteld word dat te doen . Ja, dikwijls voel ik me vervuld van Hem, het lijkt of ik Hem overal aanraak en zelfs als ik mezelf aanraak, raak ik Jezus aan – maar ik kan geen woord zeggen. Ik zou op willen gaan in Jezus, in de diepte van absolute stilte. En als ik word gedwongen of aangespoord om te spreken – oh God, wat moet ik me inspannen. Ik voel me als een kind dat zo'n slaap heeft en zij willen haar dwingen om wakker te worden en dus krijgt ze een woede-aanval.

Dus zei ik tegen Jezus: “U hebt me beroofd van alles – van uw lijden, uw gunsten, uw harmonieuze, zoete en welwillende stem. Ik herken mezelf niet meer en als u me iets laat begrijpen, zit dat zo diep dat het geen weg vindt om eruit te komen. Zeg me toch, mijn Leven, hoe moet ik me gedragen?” En Jezus: “Mijn dochter, als je Mij hebt, heb je alles en dit moet je genoeg zijn. Als je je vol voelt van Mij is dat een teken dat Ik je in het huis van mijn Godheid houd. Als een rijke een arme toelaat in zijn huis, is dat een teken dat hij de arme alles wil geven wat hij nodig heeft, zelfs al spreekt hij niet altijd tegen hem of liefkoost hem; anders zou het een schande zijn voor de rijke. Ben Ik niet meer dan een rijke? Daarom, kalmeer en probeer al wat je kunt te laten zien aan gehoorzaamheid. Voor het overige, laat alles aan Mij over”.


deel 9 – 26 februari  1910

Alvorens te sterven moet de ziel alles laten sterven in de Goddelijke Wil en in de Liefde.

Het gemis blijft duren – en misschien is het zelfs erger. Oh God! Wat ben ik afgezakt. Ik had nooit kunnen denken dat ik zo aan mijn eind zou komen maar ik hoop tenminste dat ik de cirkel van zijn allerheiligste Wil nooit zal verlaten – die is alles voor mij. Ik zou willen wenen over mijn hart– verscheurende toestand en soms doe ik dat ook. Maar Jezus berispt me en zegt: “Wil je altijd een klein meisje zijn. Het laat zien dat Ik te maken heb met een klein meisje – Ik kan je niet vertrouwen. Ik hoopte in jou de heldhaftigheid van het offer voor Mij aan te treffen, maar in plaats daarvan vind Ik de tranen van een klein meisje dat geen offer wil”.

En dus, als ik ween, toont Hij zich harder en Hij laat zijn overmoed zien door die dag helemaal niet te komen. Daarom moet ik al mijn moed bij elkaar rapen om mijn tranen te bedwingen en ik zeg tegen Jezus: “U zegt dat U me berooft van Uzelf uit liefde en uit liefde tot U aanvaard ik 't U te moeten missen. Uit liefde voor U zal ik niet wenen”. En als ik het klaar speel toont Hij zich een beetje toegeeflijker; anders straft Hij me meer met zijn afwezigheid – voortdurend stervend, hoewel in leven. Toen, na een dag als deze, hoe ik ook probeerde kon ik mijn tranen niet meer tegenhouden. Jezus liet me hiervoor betalen zoals ik verdiende, maar 's avonds laat kreeg Hij medelijden met mij en liet zich zien. Het leek alsof er een raam vol licht openging in mijn geest en Hij zei: “Wil je niet begrijpen dat je vóór je overlijden aan alles moet sterven – aan lijden, begeerten, gunsten, aan alles en dat alles moet sterven in mijn Wil en in mijn liefde? Wat binnengaat in de eeuwigheid in de Hemel is mijn Wil en mijn liefde – alle andere vermogens houden op; geduld, gehoorzaamheid, lijden, begeerten... Alleen mijn Wil en mijn liefde eindigen nooit. Daarom moet je vooraf sterven in mijn Wil en mijn liefde.

Dit geldt voor al mijn heiligen en Ik wilde Mij zelf ook niet besparen dat ik verlaten werd door de Vader door totaal te sterven in de Wil en de liefde van de Vader. Oh, hoe had ik meer willen lijden Oh, hoe veel meer verlangde Ik te doen voor de zielen. Maar dit alles stierf in de Wil en de liefde van de Vader en aldus hebben ook de zielen gedaan die Mij werkelijk lief hadden. En jij wil dit niet begrijpen”.


deel 9 – 8 maart  1910

De oprechte intentie is het licht van de ziel.

Vanmorgen kwam de gezegende Jezus heel kort en zei: “Mijn dochter, de oprechte intentie is het licht van de ziel. Het vormt haar om in licht en bereidt voor haar de weg om werkzaam te zijn op goddelijke wijze. Een ziel is slechts een donkere kamer en de oprechte intentie is als de zon die binnengaat en licht geeft, met dit verschil: de zon verandert de muren niet in licht, terwijl de oprechte werkzaamheid alles verandert in licht”.

deel 9 – 12 maart  1910

De Goddelijke Wil vervolmaakt de liefde. Zij verandert haar, bedwingt haar en ontwikkelt haar tot iets heiligs en volmaakts.

In mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus in het voorbijgaan en Hij zei: “Mijn dochter, mijn Wil vervolmaakt de liefde. Zij verandert haar, doet haar verschrompelen en ontwikkelt tot iets heiligers en meer volmaakt. Soms wil de liefde weg vluchten en alles verslinden. Maar mijn Wil overmeestert de liefde en zegt: “Kalm aan, ga niet weg, want door weg te rennen kun je je bezeren. En door alles te willen vernielen kun je verkeerd verstaan worden”. Liefde is zuiver in zoverre ze zich aanpast aan mijn Wil. Zij trekken samen op en zij kussen elkaar voortdurend met de kus van de vrede. Of vanwege haar innerlijke toestand, of omdat zij er niet in geslaagd is te ontsnappen zoals zij wilde, wilde zij Me soms dwingen en blijft ze bijna sloom zitten. Dus spoort mijn Wil haar aan en zegt: “Kom op, ware minnaars zijn niet lui – zij doen niet niks. Als zij in mijn Wil is ingesloten – alleen dan is de liefde veilig. Dus liefde maakt dat men iets waardeert en verlangt en het wordt gekkenwerk en buitensporig. Terwijl mijn Wil de liefde tempert en kalmeert en de liefhebbende ziel voedt met vast en goddelijk voedsel. Daarom kunnen er in de liefde vele onvolmaaktheden voorkomen, zelfs in heilige dingen, maar in mijn Wil nooit; alles is volmaakt. Mijn dochter, dit gebeurt vooral in liefhebbende zielen die de genade hebben ontvangen van mijn bezoeken, mijn kussen en mijn liefkozingen. Zij blijven de prooi van de liefde als Ik hen beroof van Mij zelf; liefde neemt hen in bezit, doet hen hijgen, maakt hen ongedurig, uitzinnig, gek, rusteloos en ongeduldig. Dus als mijn Wil hen niet voedde, kalmeerde en sterkte zou de liefde hen ter dood brengen. Ofschoon liefde de eerstgeborene van mijn Wil is, moet zij altijd gecorrigeerd worden door mijn Wil en Ik heb haar net zo lief als Mijzelf”.


deel 9 – 16 maart  1910

Het smalle pad naar de redding.

In gesprek met mijn biechtvader zei hij dat het moeilijk is om gered te worden want Jezus Christus zei zelf: “De deur is smal, je moet je best doen om binnen te komen”. Toen zei Jezus nadat ik te communie was geweest: “Arme Ik, hoe vrekkig beschouwen ze Mij. Zeg je biechtvader: vanuit hun eigen vrekkigheid beoordelen zij die van Mij. Zij houden Mij niet voor het grootse, onmetelijke, oneindige machtige Wezen, oneindig in mijn volmaaktheden die grote menigten mensen kan doorlaten door een nauwe doorgang, eerder dan door de wijsheid zelf”.

En terwijl Hij dit zei meende ik een zeer smal pad te zien dat leidde naar een smal deurtje propvol mensen die met elkaar wedijverden om te zien wie voor kon kruipen en er binnen kon gaan. Jezus vervolgde: “Kijk mijn dochter, wat een grote menigte elkaar verdringt en zij wedijveren om te zien wie er het eerste is. Bij een wedstrijd kun je veel winnen, terwijl als het pad breed is zal niemand moeite doen om zich te haasten, want zij weten dat er ruimte voor hen is om te lopen wanneer ze maar willen. Maar terwijl zij de tijd nemen, kan de dood komen en als zij zich niet bevinden op het smalle pad, zullen ze zich zelf aantreffen op de drempel van de brede deur van de hel.

Oh, hoeveel goed doet deze smalle deur. Dit gebeurt ook bij jullie: als er een feest is of een dienst en men weet dat er weinig ruimte is, zullen velen zich haasten en er zullen meer toeschouwers zijn die vreugde vinden in het feest of de dienst. Maar als men weet dat er veel ruimte is, doet niemand moeite om zich te haasten en er zullen minder toeschouwers zijn. Als ze weten dat er plaats is voor iedereen, neemt iedereen de tijd en sommigen komen halverwege, anderen aan het eind en sommigen komen als alles voorbij is en er niets meer te genieten valt. Dit zou gebeuren als het pad naar de redding breed was – weinigen nemen de moeite zich te haasten en het hemelse feest zou maar voor weinigen zijn!”

deel 9 – 23 maart  1910

Leven in de Goddelijke Wil is grootser dan de communie.

In mijn gebruikelijke toestand, klagend dat ik Hem moest ontberen, kwam Hij even in het voorbijgaan en zei: “Mijn dochter, Ik raad je aan dat je niet weg raakt uit mijn Wil, omdat mijn wil zo'n kracht bevat dat het een nieuw doopsel is voor de ziel – ja zelfs meer dan het doopsel zelf. In feite is er in de sacramenten een deel van mijn genade, terwijl er in mijn Wil volheid van genade is. In het doopsel wordt de vlek van de erfzonde verwijderd, maar begeerten en zwakheid blijven. In mijn Wil verbant de ziel haar eigen willen en vernietigt ook de begeerten, zwakheid en alles wat menselijk is. En ze leeft van de deugden, de kracht en al de goddelijke eigenschappen”.

Dit horend zei ik bij mezelf: “Nog even en Hij gaat zeggen dat zijn Wil groter is dan de communie zelf”. En Hij vervolgde: “Natuurlijk, natuurlijk omdat de sacramentele communie een paar minuten duurt, terwijl mijn Wil voortdurende communie is; nog sterker, die is eeuwig – gaat binnen in de hemelse eeuwigheid. De sacramentele communie is onderworpen aan wat hindernissen, wegens ziekte of in nood, of vanwege degenen die de communie moeten uitreiken. Terwijl de communie van mijn Wil geen last heeft van welke hindernis dan ook. Als de ziel het verlangt, is alles gebeurd. Niemand kan haar beletten zulk een groot goed te krijgen dat het geluk van aarde en Hemel uitmaakt – noch demonen, noch schepselen ja zelfs mijn eigen almacht niet. De ziel is vrij. Niemand heeft wat betreft mijn Wil enig recht op haar. Daarom stimuleer Ik het en Ik verlang er zo naar dat schepselen die aannemen: het is het allerbelangrijkste voor Mij wat Ik het meest koester. Alle andere dingen interesseren Me niet zo veel, zelfs de heiligste niet. En als Ik bereik dat de ziel in mijn Wil leeft, voel Ik me triomferen – omdat dit het hoogste goed is wat er in de Hemel en op aarde kan bestaan”.



deel 9 – 10 april  1910

Voorbereiding en dankzegging bij de communie.

Ik schrijf uit gehoorzaamheid maar ik voel hartkloppingen van de inspanning. Maar leve de gehoorzaamheid – Leve de Wil van God. Ik schrijf maar ik beef en ik weet zelf niet wat ik zeg. De gehoorzaamheid vraagt om iets op te schrijven hoe ik me voorbereid op de communie en hoe ik de gezegende Jezus dank zeg. Ik weet niet hoe ik daar iets over moet zeggen omdat mijn zoete Jezus die mijn onvermogen ziet en dat ik voor niets deug, alles zelf doet: Hij maakt mijn ziel gereed en Hijzelf reikt mij de dankbaarheid aan en ik volg Hem.

Welnu, de weg van Jezus is altijd onmetelijk en samen met Jezus voel ik me ook onmetelijk, alsof ik iets kan doen. Dan trekt Jezus zich terug en ik blijf altijd het sukkeltje dat ik ben, de kleine onwetende, het stoute ding. En het is nu juist hierom dat Jezus van me houdt – omdat ik inderdaad onwetend ben en ik ben niets en ik kan niets. Wetend dat ik Hem tot elke prijs wil ontvangen en ik Hem als Hij in mij komt niet te schande wil maken maar eerder de hoogste eer wil brengen, bereidt Hijzelf mijn arme ziel voor. Hij geeft mij zijn eigen dingen, zijn verdiensten, zijn kleren, zijn werken, zijn verlangens – kortom alles van Zichzelf. Zo nodig ook wat de heiligen deden, omdat alles Hem toebehoort. Zo nodig ook wat zijn allerheiligste Moeder deed. En ook ik zeg tot allen: “Jezus brengt eer door in mij te komen. Mijn Koningin Moeder, de heiligen, alle engelen, ik ben zo vreselijk arm; alles wat van U is – breng het in mijn hart, niet voor mij, maar ter ere van Jezus”. En ik ervaar dat alle hemelingen iets bijdragen om mij voor te bereiden. En nadat Jezus in mij is neergedaald, komt het me voor dat Hij vol welbehagen is omdat Hem eer gebracht werd door zijn eigen dingen. En soms zegt Hij: “Bravo, bravo, mijn dochter, wat ben Ik gelukkig, wat ben Ik tevreden. Waar Ik ook kijk in jou, Ik vind dingen die Mij waardig zijn. Alles wat van Mij is, is van jou; hoeveel prachtige dingen liet je Mij ontdekken!”

In het besef dat ik zo arm ben, dat ik niets gedaan heb en dat niets van mij is, lach ik om de tevredenheid van Jezus en ik zeg: “Dankzij zijn goedheid denkt Jezus zo! Het is voldoende dat Hij kwam – dit is mij genoeg. Het maakt niet uit dat ik zijn eigen dingen heb gebruikt – de armen moeten krijgen van de rijken”. Welnu, het is waar dat er hier en daar wat glinsteringen in me achterblijven van de manier waarop Jezus de communie gaf, maar ik ben niet in staat deze glinsteringen tot één geheel te maken als voorbereiding en dankzegging. Ik heb dat vermogen niet; het komt me voor dat ik me voorbereid in Jezus zelf en dat ik Hem dank in Jezus zelf.



deel 9 – 24 mei  1910

Wie hoog in de Goddelijke Wil leeft is niet onderhevig aan veranderingen.

In mijn gebruikelijke toestand ervaarde ik mezelf werkelijk als een nutteloos wezen. Ik was niet in staat te denken noch over zonden noch over dorheid of vurigheid – ik keek naar alle dingen op dezelfde manier. Ik voel me onverschillig over alles. Ik hou me met niets anders bezig dan met de heilig Wil van God, maar zonder verlangen, eerder met zeer volmaakte kalmte. Dus zei ik tot mezelf: “Wat is mijn toestand slecht! Had ik tenminste enige gedachte over mijn zonden – toch lijk ik er gelukkig mee te zijn. Oh, heilige God wat ben ik in ongenade gevallen”. Terwijl ik dit zei kwam de gezegende Jezus en zei: “Mijn dochter, degenen die hier beneden leven en de lucht inademen die iedereen inademt, zijn gedwongen de verschillende veranderingen van het weer mee te maken – koude, hitte, regen, hagel, wind, dag, nacht... Maar iemand die in hogere regionen leeft, waar geen lucht meer is, is niet onderhevig aan deze weersveranderingen, omdat er alleen volmaakt dag is en omdat ze deze veranderingen niet ervaart, heeft ze natuurlijk helemaal geen zorgen. Hetzelfde overkomt iemand die in den hoge leeft en alleen van de goddelijke lucht. Omdat mijn Wezen niet aan veranderingen onderhevig is, maar altijd hetzelfde, altijd vredevol en in volle tevredenheid, is het dan verwonderlijk dat iemand die in Mij leeft, van mijn Wil en van mijn eigen lucht, zich over niets zorgen maakt? Dus, zou je liever laag bij de grond willen leven zoals de meesten – dat wil zeggen, buiten Mij, van menselijke lucht, vanuit begeerten...?”



deel 9 – 2 juni  1910

De ziel moet sterven aan alles om mooier weer te verrijzen.

Daar ik me zeer slecht voelde en alles voorbij leek, klaagde ik bij Jezus dat ik door Hem totaal in de steek was gelaten en Jezus zei: “Mijn dochter, dit zijn goddelijke werkwijzen – voortdurend sterven en weer verrijzen. Kijk, de natuur zelf is onderhevig aan dit sterven en verrijzen: de bloem wordt geboren – maar om mooier weer te verrijzen; terwijl ze als ze nooit zou sterven, oud zou worden, de levendigheid van haar uiterlijk en de geur van haar parfum zou verliezen... En hier komt ook de overeenkomst met mijn Wezen dat altijd oud en altijd nieuw is. Het zaad wordt gezaaid in de aarde, als het ware begraven zodat het sterft. En het sterft inderdaad, het wordt tot stof, maar dan verrijst het weer, mooier dan tevoren – en nog sterker, het vermenigvuldigt zich en zo gaat het met al het andere. Als dit in de natuurlijke orde zo verloopt dan moet de ziel in de spirituele orde nog meer onderhevig zijn aan dit sterven en verrijzen. Terwijl het lijkt of zij heeft getriomfeerd over alles en vol is van vurigheid, genaden in eenheid met mij, in deugdzaamheid en dat zij in alles zoveel nieuw leven heeft gekregen, verberg Ik Mij en het lijkt of alles sterft rondom haar. Ik laat een fraai staaltje zien van een ware meester en verleen hulp om alles voor haar te laten sterven. En wanneer het Mij toeschijnt dat alles voor haar is gestorven kom ik tevoorschijn als de zon – Ik ontsluier Mezelf en samen met Mij verrijst alles weer, mooier, krachtiger, geloviger, dankbaarder, nederiger, zodanig dat als er al iets menselijk was, de dood het heeft vernietigd en alles weer verrijst tot nieuw leven”.






deel 9 – 4 juli  1910

De doodsangst in de Hof van Olijven was op een bijzondere manier een hulp voor de stervende; de doodsangst aan het kruis was een hulp voor het allerlaatste ogenblik, bij de allerlaatste ademtocht.

Zoals gewoonlijk in een toestand van ontbering en bitterheid, zat ik te denken over de doodsangst van Onze Heer en de Heer zei me: “Mijn dochter, op een bijzondere wijze wilde Ik de doodsangst in de Hof van Olijven beleven om alle stervenden te helpen om goed te sterven. Besef goed hoe Mijn doodsangst wordt verbonden met de doodsangst van de christenen: last, droefheid, angst, bloedzweet – Ik voelde de dood van allen en ieder afzonderlijk, alsof Ik werkelijk stierf voor ieder persoonlijk. Zo voelde Ik de last, de droefheid en de angst van iedereen binnenin Mij en doorheen Mijn eigen last bood Ik hulp, troost en hoop aan allen, zodat zij als Ik hun dood in Mij beleefde, allen de genade kregen om in Mij te sterven, in Mijn adem als in een enkele ademtocht – en onmiddellijk sprak Ik hen zalig in Mijn Godheid.

Was de doodsangst in de Hof van Olijven op een bijzondere wijze voor de stervenden, de doodsangst aan het kruis was een hulp voor het laatste ogenblik, bij de allerlaatste ademtocht. Het is allebei doodsangst, maar verschillend van elkaar; in de Hof van Olijven vol verdriet, vrees, angst, schrik, aan het kruis vredevol en onverstoorbaar kalm. En toen Ik uitriep: “Ik heb dorst”, was dat het onlesbare verlangen dat allen hun laatste adem zouden uitblazen in Mijn laatst adem. En omdat Ik zag dat velen Mijn laatste adem zouden negeren, riep Ik vol smart: “Sitio” [Ik heb dorst] en dit Sitio roep Ik nog steeds tot allen en tot ieder persoonlijk als een bel aan de deur van ieder hart: “Ik dorst naar jou, o ziel. O alstublieft, ga nooit uit Mij weg, maar kom binnen en blaas je laatste adem uit in Mij”.

Dus zes uren van Mijn Passie gaf Ik de mens om goed te sterven: de drie uur in de Hof van Olijven waren een hulp in hun doodsangst; de drie aan het kruis een hulp bij de laatste zucht vlak voor de dood. Wie zou, na dit alles, niet met een glimlach naar de dood kijken? Vooral degene die Mij lief heeft, die probeert zich te offeren op Mijn eigen kruis. Zie je hoe mooi de dood is en hoe de dingen veranderen? Bij leven werd Ik verguisd. Mijn wonderen brachten niet teweeg wat Mijn dood teweeg bracht. Zelfs aan het kruis werd Ik beledigd... Maar direct na Mijn laatste ademtocht, was de dood bij machte dingen te veranderen: allen sloegen zich op de borst en erkenden Mij als de ware Zoon van God. Mijn leerlingen vatten moed en zelfs degenen die zich verborgen hadden werden dapper en vroegen om Mijn lichaam om Mij een waardige begrafenis te geven. Hemel en aarde erkende Mij luid als de Zoon van God. De dood is zo groots, zo verheven, en dit geldt ook voor Mijn eigen kinderen: tijdens hun leven worden zij veracht, verdrukt. Hun deugden die, zoals het licht, de mensen in hun omgeving op weg zouden moeten helpen, blijven half versluierd. Hun heldhaftigheid in het lijden, hun zelfverloochening, hun zielenijver roepen licht en twijfels op in hun omgeving.
En Ik zelf laat deze sluiers toe om zo de deugden van Mijn lieve kinderen beter te behoeden. Maar zo gauw zij sterven, verwijder Ik deze sluiers, omdat ze niet langer noodzakelijk zijn. En de twijfels worden zekerheden; het licht wordt helder en dit licht doet anderen hun heldhaftigheid waarderen. Zij besteden aandacht aan alles, zelfs aan kleinigheden.
Wat daarom niet gedaan kan worden bij leven, wordt goed gemaakt bij de dood. Dit voor wat hier beneden betreft. Wat daarna gebeurt is werkelijk wonderbaarlijk en benijdenswaardig voor alle stervelingen”.


deel 9 – 8 juli  1910

Voor Jezus is het lichaam als het tabernakel, de ziel als de pixus.

Erg in de war vanwege het ontberen van mijn hoogste Goed en na de communie ontvangen te hebben, bleef die in mijn keel hangen en toen ik die met speeksel door wilde duwen, proefde ik een zoet en heerlijk sap. Toen ik nog meer speeksel maakte, ging die naar beneden en ik kon zien hoe de hostie veranderde in een baby die zei: “Jouw lichaam is mijn tabernakel, je ziel is de pixus die Mij bevat. Het kloppen van je hart is de hostie die dient om Mijzelf te transformeren in jou als binnenin een hostie, met dit verschil: telkens als de hostie is verteerd ben Ik voortdurend onderhevig aan de dood. Terwijl het kloppen van je hart, symbool van jouw liefde, niet wordt verteerd en dus gaat mijn leven voortdurend voort. Waarom dus zo veel verwarring omdat je Mij ontbeert? Als je Me niet ziet, voel je Me. Als je Me niet voelt, raak je Me aan... nu eens met de geur van mijn parfums die om je heen zijn, dan weer met het licht waarmee je je bekleed voelt; nu eens laat Ik een likeur, onvindbaar op de aarde, in jou neerkomen, dan weer raak Ik je alleen maar aan en de vele andere wijzen die voor jou onzichtbaar zijn”.

Welnu, om te gehoorzamen wil ik deze dingen opschrijven waarvan Jezus zeg dat ze me dikwijls overkomen en dan nog wel terwijl ik klaar wakker ben. Deze geuren – ik ben zelf niet in staat te omschrijven wat voor soort – noem ik geuren van liefde. Ik ervaar die bij de communie, als ik bid of werk, en vooral als ik Hem niet heb gezien en ik bij mezelf zeg: “Vandaag is Hij niet gekomen. Weet U, oh Jezus, dat ik niet zonder U kan en dat ook niet wil?” En direct en bijna plotseling voel ik me a.h.w. omgeven door die geur. Andere keren als ik in beweging ben of als ik de beddenlakens beweeg merk ik dat de geur naar buiten komt en in mijn binnenste hoor ik Hem zeggen: 'Ik ben hier'. Op andere momenten als ik totaal in de war ben en ik mijn ogen opsla, komt er een lichtstraal voor mijn ogen. Ik houd met deze dingen echter geen rekening en ze bevredigen me ook niet. Degene die me gelukkig maakt is alleen Jezus; al het andere laat me in zekere zin onverschillig. Ik schreef dit alleen uit gehoorzaamheid.
deel 9 – 29 juli 1910

De twee pijlers waarop de ziel moet rusten.

In mijn gebruikelijke toestand voelde ik me zo slecht – nog sterker, ik was ongerust omdat zelfs mijn biechtvader zegt dat ik teruggevallen ben in mijn vroegere toestand, anders zou Jezus wel komen. Na de communie klaagde ik dus bij de gezegende Jezus over zijn wegblijven en vroeg Hem, zo goed te zijn me te zeggen welk kwaad ik bedrijf want ik zou eerder met vreugde mijn leven geven dan Hem te mishagen. “Hoe dikwijls heb ik U gezegd: als U ziet dat ik op het punt sta U te beledigen, zelfs maar heel miniem, laat me dan sterven”. En Jezus zei: “Mijn dochter, kwel je zelf niet zo. Heb Ik je jaren geleden niet gezegd dat Ik om de wereld te kunnen kastijden niet zo dikwijls zou komen om Me met jou wat op te beuren en dientengevolge wilde Ik niet te dikwijls komen, hoewel Ik je nooit zou verlaten. En om mijn geregeld komen en gaan wat te compenseren gaf Ik toestemming voor de dagelijkse Mis en communie om daaraan de kracht te ontlenen die je gewend was te krijgen van mijn voortdurende bezoeken. Ik ging zelfs zo ver dat Ik er bijna toe kwam de biechtvader te bedreigen als hij niet aanbood om dit te doen? Toch, wie kent niet de kastijdingen die intussen hebben plaats gevonden? Hele steden verwoest, opstanden, het onttrekken van genade uit het kwaad, en ook uit de religieuzen die kwaadwillend zijn, zodat het vergif en de inwendige verwondingen naar buiten komen... Ach, Ik kan het niet meer verdragen, de heiligschennissen zijn enorm. Toch is dit nog niets vergeleken met de kastijdingen die zullen komen. Als Ik dit niet van te voren gezegd had, zou je reden hebben om ongerust te raken.

Jij moet echter steunen op twee pijlen om vol vertrouwen te kunnen leven. De eerste is mijn Wil. In mijn Wil kunnen geen zonden zijn. Mijn Wil gooit alle begeerten en zonden in stukken – nog sterker,
die verpulvert ze, zodat hun wortels vernietigd worden. Als je steunt op de pijler van mijn Wil zal duisternis veranderen in licht, twijfels in zekerheid, hoop in bezit. De tweede pijler waarop je moet steunen is de sterke wil en het voortdurend attent zijn Me niet te beledigen, zelfs niet heel miniem. Je eigen wil voorbereiden om alles te lijden, alles onder ogen te zien, zich aan iedereen te onderwerpen, liever dan Mij te mishagen. Als de ziel merkt dat ze voortdurend steunt op deze pijlers die, meer waard zijn dan haar eigen leven kan ze met groter vertrouwen leven dan wanneer ze leeft met mijn voortdurende gunsten. Bovendien gebruik Ik deze toestand ook om je geschikt te maken deze aarde te verlaten”.






deel 9 – 3 augustus  1910

Vrijwillige zonden maken de sappen van de ziel van streek.

In mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus maar even en zei: “Mijn dochter, ellende, zwakheid, zijn middelen om terecht te komen in de haven van de Godheid, omdat de ziel bij het voelen van de last van menselijke ellende zich ergert, zich ongerust maakt en probeert er mee klaar te komen en in die poging geraakt ze al bij God”.
Toen deed Hij mijn arm om zijn hals, drukte zich tegen mijn gezicht en verdween. Toen Hij later terug kwam en ik klaagde dat Hij wegrende zonder mij de tijd te geven zei Hij me: “Omdat het je niet beviel, neem Me, houd Me vast zoals je wil en laat Me niet wegrennen”. En ik: “Bravo Jezus wat een mooi voorstel doet U me! Maar kan dat met U? U laat u vasthouden en omhelzen zoveel maar mogelijk is, maar op een gegeven ogenblik verdwijnt U en U bent niet meer te vinden. Bravo, Jezus, U wilt een grapje maken met mij! Maar hoe dan ook, doe wat U wilt. Waar ik me zorg om maak, is dat U me zegt waar ik u beledig en waarmee ik U mishaag – dat U niet langer komt zoals destijds”.

En Jezus vervolgde: “Mijn dochter, maak je geen zorgen, als er werkelijk sprake is van echte zonde, is het niet nodig dat Ik dat zeg. De ziel merkt dat zelf wel, omdat door de zonde, als die uit vrije wil gebeurt, de natuurlijke sappen van streek raken. De mens ondergaat a.h.w. een transformatie in de verkeerde richting en voelt zich gedrenkt in de zonde die hij uit vrije wil heeft begaan. Net zoals ware deugd de ziel transformeert in het goede en haar sappen onderling in harmonie blijven en haar natuur zich a.h.w. gedrenkt voelt in zoetheid, liefde en vrede – zo gaat het met de zonde. Dus heb je deze verwarring gemerkt? Heb je gevoeld hoe je a.h.w. gedrenkt werd in ongeduld, boosheid en verstoring?” En terwijl Hij dit zei, leek Hij diep in mij te kijken om te zien of dat in mij gebeurde en het kwam me voor dat dat niet het geval was. En Hij ging voort: “Je hebt het zelf gezien”. Ik weet niet waarom maar terwijl Hij dit zei, toonde Hij me meer aardbevingen met verwoesting van hele steden, revoluties en veel andere moeilijkheden. En Hij verdween.




deel 9 – 12 augustus 1910

De oorsprong van al het kwaad van priesters ligt in het zich bezig houden met menselijke dingen van de zielen.

In mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf en ik enkel wat priesters en ook Jezus die zich geheel ontwricht in mijn binnenste liet zien, ontdaan van zijn ledematen. Jezus wees naar die priesters en liet me verstaan dat zij, zelfs al waren ze priesters, ledematen waren, losgeraakt van zijn lichaam en klagend zei Hij: “Mijn dochter, hoe word Ik door priesters beledigd! Hun superieuren waken niet over mijn sacramenteel lot en stellen Mij bloot aan enorme heiligschennissen. Degenen die je ziet zijn afgescheiden ledematen en ofschoon ze Mij heel erg beledigen, heeft mijn lichaam geen contact meer met hun slechte daden. Maar de andere, die voorgeven dat ze niet van Mij gescheiden zijn en hun activiteiten als priester voortzetten – oh, hoeveel meer beledigen ze Mij! Aan wat voor afschuwelijk bloedbad word Ik blootgesteld, hoeveel kastijdingen trekken ze naar zich toe – Ik kan ze niet meer verdragen!”

En terwijl Hij dit zei, zag ik veel priesters weglopen van de Kerk en zich keren tegen de Kerk en oorlog voeren tegen Haar. Ik keek naar die priesters met grote droefheid en een licht liet me verstaan dat de oorsprong van dit en al het kwaad van priesters ligt in het zich bezig houden met menselijke dingen van de zielen, allemaal dingen van materiële aard, zonder strikte noodzaak. Deze menselijke dingen vormen voor de priester een net dat zijn geest verbindt, zijn hart verhardt voor goddelijke dingen en voorkomt dat hij de weg gaat die past bij de dienst van zijn ambt. En dit niet alleen, maar het is een net voor de zielen omdat zij brengen wat menselijk is en krijgen wat menselijk is en zij blijven verstoken van de genade. Oh, hoeveel kwaad wordt door hen bedreven – hoeveel slachtingen van zielen veroorzaken zij! Moge de Heer iedereen verlichten.




deel 9 – 19 augustus  1910

Jezus stort zijn bitterheid uit. Angst dat het de duivel kan zijn.

In mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf in een kerk en boven het altaar hing de hemelse Koningin en het kindje Jezus die helemaal in tranen was. De hemelse Moeder gaf een teken met haar ogen en maakte me duidelijk dat ik de baby in mijn armen moest nemen en zoveel mogelijk moest doen om Hem te kalmeren. Ik kwam dicht bij Hem en nam Hem in mijn armen. Ik drukte Hem tegen me aan en ik zei: “Mijn aardig kleintje, wat is er? Stort je hart uit bij mij. Is de liefde niet de balsem en de verzachting van al je smarten? Is het niet de liefde die alles doet vergeten, die alles zoeter maakt en elke strijd mildert? Als u weent moet er iets van onenigheid zijn tussen uw liefde en die van de schepselen. Laat ons elkaar daarom liefhebben, geef mij uw liefde en ik zal U beminnen met uw eigen liefde”. En voorts, wie kan al de nonsens weergeven die ik Hem zei? Hij leek een klein beetje te stoppen met wenen, maar niet helemaal en hij verdween.

De volgende dag bevond ik me weer buiten mezelf binnen in een tuin en ik volgde de via crucis (de kruisweg) en terwijl ik dit deed ontdekte ik Jezus in mijn armen. Toen ik bij de elfde statie kwam deed de gezegende Jezus me ophouden, niet langer in staat dit te weerstaan en Hij hield zijn mond dicht bij de mijne en stortte er iets diks en vloeibaars in. De vloeistof kon ik doorslikken maar het dikke gedeelte wilde niet zakken zodat, toen Jezus zijn mond van mij wegdraaide, ik het op de grond moest spuwen. Toen keek ik naar Jezus en ik zag dat een dikke gitzwarte vloeistof uit zijn mond kwam. Ik werd heel erg bang en ik zei: “Het lijkt wel of U niet Jezus bent, de Zoon van God en van Maria, Moeder van God – maar de duivel. Het is waar dat ik naar U verlang, dat ik U liefheb, maar het is altijd Jezus waarnaar ik verlang, nooit de duivel – met hem wil ik niets te maken hebben. Ik ben eerder tevreden als ik zonder Jezus ben dan iets met de duivel van doen te hebben”. En om meer zeker te zijn gaf ik Jezus een kruisje en toen gaf ik mezelf ook een kruisje. Om mijn vrees te verdrijven slikte Jezus die zwarte vloeistof weer in, wat onmogelijk was om aan te zien en Hij zei: “Ik ben de duivel niet. Wat je ziet is niets anders dan de grote ongerechtigheden die schepselen Me aandoen en die Ik over hen uit wil storten, want Ik kan die niet langer binnen houden. Ik stortte wat in jou uit en jij was niet in staat alles binnen te houden, dus spuwde je het op de grond. Ik zal doorgaan het over hen uit te storten”.

En terwijl Hij dit zei, maakte Hij me duidelijk welke kastijdingen Hij uit de Hemel zal doen neerkomen. Hij zal de mensen in droefheid hullen, in zeer bittere en hartverscheurende tranen en vanwege het kleine beetje dat Hij in mij uitstortte, zal Hij een deel van onze stad sparen, zij het dan niet helemaal. Toen liet Hij een groot aantal sterfgevallen zien vanwege epidemieën, aardbevingen en andere ongelukkige gebeurtenissen. Hoeveel troosteloosheid, hoeveel ellende!




 deel 9 – 22 augustus  1910

Jezus rent weg en zoekt naar verfrissing.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand verloor ik mijn bewustzijn en ik zag veel volk dat de gezegende Jezus dwong te vluchten en Jezus vluchtte en vluchtte, maar waar Hij ook ging, Hij kon nergens een plaats vinden, dus vluchtte Hij weer verder. Tenslotte kwam Hij bij mij, druipend van het zweet, moe en gekweld. Hij wierp zich in mijn armen, klamde zich vast en zei tegen degenen die Hem volgden: “Van deze ziel kun je Me niet laten wegvluchten”. Vernederd trokken ze zich terug en Hij zei tot mij: “Dochter, Ik kan niet meer, geef me wat verfrissing”. En Hij begon te drinken aan mijn borst. Toen bevond ik me weer in mezelf.


deel 9 – 2 september  1910

Men moet met zijn aandacht zijn bij wat men moet doen en niet kletsen.

Ik dacht na over Jezus die zijn kruis naar Calvarië draagt, in 't bijzonder toen Hij de vrouwen ontmoette en hoe Hij zijn pijnen vergat en zich bezig hield met die arme vrouwen te troosten, te antwoorden en ook raad te geven. Hoe was alles liefde in Jezus! Hij was degene die troost nodig had en toch troostte Hij – en in wat voor toestand! Hij was helemaal bedekt met wonden, zijn hoofd vol stekende doornen. Hijgend en bijna stervend onder het kruis – en Hij troost anderen. Wat een voorbeeld, wat een vernedering voor ons – een klein kruis is genoeg om ons de plicht te laten vergeten om anderen te troosten. Zo herinnerde ik me de vele keren dat ik me bedrukt voelde door lijden of het ontberen van Jezus dat mijn innerlijk doorboorde en verscheurde en omringd door mensen spoorde Jezus me aan om Hem na te volgen in deze fase van zijn Passie. En ik, ofschoon verbitterd tot op het merg van mijn beenderen, wilde proberen mezelf te vergeten om anderen te troosten en raad te geven. En nu ik vrij ben en me niet bezig hoef te houden met mensen, vanwege en dankzij de gehoorzaamheid, dankte ik Jezus dat ik niet langer in die omstandigheden was... Ik voel dat ik vrijer kan ademen om me alleen bezig te kunnen houden met mezelf. En Jezus bewoog in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, toch was het voor Mij een opluchting en Ik voelde me als verfrist, vooral in degenen die werkelijk kwamen om goed te doen. In deze tijden is er werkelijk gebrek aan degenen die de ware innerlijke geest aan zielen meegeven, omdat zij niet bij anderen kunnen instorten wat zij zelf niet hebben. Dus leren zij zielen lichtgeraakt te zijn, angstvallig, lichtzinnig zonder 't ware fundament van onthechting van alles en iedereen en dit brengt steriele deugden voort die vervloekt raken en zij sterven. En sommigen denken dat zij voortgang maken met zielen omdat zij precisie bereiken en scrupules. Maar in plaats van vooruitgang zijn dit echte hindernissen die de zielen ruïneren en mijn liefde bereikt hen niet. Omdat Ik je veel licht gegeven hebt omtrent de innerlijke wegen en Ik je de waarheid over echte deugden en ware liefde heb doen begrijpen omdat je in de waarheid bent, kon Ik doorheen jouw mond anderen de waarheid over het ware pad der deugd doen verstaan en Ik was hier tevreden over”.

En ik: “Maar gezegende Jezus, na het offer dat ik wilde brengen liepen zij wat rond en praatten en zo heeft de gehoorzaamheid terecht de komst van de mensen verhinderd”. En Jezus: “Dit is de dwaling – dat men eerder aandacht heeft voor 't geklets dan voor het goede dat men verondersteld wordt te doen. Over Mij kletsten ze ook en als Ik hier aandacht aan had willen besteden, zou Ik de Verlossing van de mens niet hebben volbracht. Daarom moet men aandacht hebben voor wat men moet doen en niet voor wat de mensen zeggen, en 't geklets zal doorgaan”.



deel 9 – 3 september  1910

Wat Jezus doet voor een ziel heeft invloed op alle anderen.

In mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus als een kind. Hij kuste me, omarmde me, liefkoosde me en Hij beantwoordde vele keren mijn kussen en omhelzingen. Ik was verbaasd dat Jezus zich zo te buiten ging met mij, miserabel ding, in kussen en omhelzingen. Ik beantwoordde die maar beschroomd. En Jezus liet me verstaan met een licht dat uit Hem kwam dat het altijd een groot goed is als Hij komt, niet alleen voor mij maar voor de hele wereld omdat Hij door één ziel te beminnen en zich in haar uit te storten, zorg draagt voor de hele mensheid. In feite zijn er in die ziel vele banden die allen met elkaar verbinden: banden van gelijkenis, van vader en zoonschap, van broederschap, banden vanwege ons aller afkomst en Schepping door zijn handen, banden omdat we allen zijn verlost door Hem en vanwege dit alles ziet Hij ons getekend met zijn bloed. Als Hij dit alles ziet en Hij bemint en begunstigt één ziel, worden de anderen ook bemind en begunstigd – zo niet in alles, dan tenminste gedeeltelijk. Dus door naar mij te komen – wij zijn immers in tijden van geselingen – wilde de gezegende Jezus, door mij te kussen, te omhelzen, te liefkozen en naar me te kijken, zorg dragen voor ieder ander en hen in sommige opzichten sparen, zij het dan niet totaal. Hierna zag ik toen een jonge man - ik denk dat hij een engel was, die rond ging om degenen te tekenen die geraakt moesten worden door de geseling. Het leek een groot aantal.




deel 9 – 9 september  1910

Klaagzangen van de ziel dat zij de kastijdingen niet kan tegen houden.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, kwam de gezegende Jezus niet en ik zei bij mezelf: “Hoe anders gaat Jezus met me om. Hij bemint me niet langer zoals eerst. Tevoren was ik voortdurend bedlegerig; als er cholera uitbrak, smeekte Hijzelf me dat als ik een paar dagen lijden aanvaardde, Hij de cholera zou doen ophouden. En omdat ik dat aanvaardde, stopte de geseling. Maar nu houdt Hij me voortdurend in bed. Men hoort over de cholera en de kwellingen die dat veroorzaakt voor de arme mensen en Hij wil niet naar me luisteren. Wat erg dat Hij niet langer gebruik van mij wil maken. Terwijl Hij dit zei, ging ik binnenin mezelf kijken en ik zag Jezus daar met opgeheven hoofd heel ontroerd naar me kijken en luisteren. En toen Hij zag dat ik merkte dat Hij naar me keek zei Hij: “Mijn goede dochter, wat ben je lastig voor Mij! Je wilt perse winnen, nietwaar? O.k, o.k, maar val Me niet langer lastig”. En Hij verdween.

deel 9 – 11 september  1910

Jezus wil liefde, waarheid en oprechtheid van de zielen. Een ziel volmaakt verenigd met de Goddelijke Wil zorgt dat barmhartigheid triomfeert over rechtvaardigheid.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand leek het of mijn biechtvader de bedoeling had me de kruisiging te laten ondergaan. Na wat moeilijkheden stemde de welwillende Jezus er min of meer mee in en zei: “Mijn dochter, vanwege de wereld kan Ik niets accepteren. Velen drijven Mij tot verontwaardiging en dwingen Mij tot geselingen”. En terwijl Hij dit zei, leek en stortregen schade toe te brengen aan de wijngaarden. Toen bad ik voor mijn biechtvader, die daar aanwezig leek. Ik wilde zijn handen nemen opdat hij door Jezus zou worden aangeraakt en het leek me dat Jezus dat deed. Ik smeekte Hem te zeggen wat Hij van vader wilde en Jezus zei hem: “Ik wil liefde, waarheid en oprechtheid. Wat de mens het minst doet lijken op Mij is dat hij deze voorrechten niet bezit”. En terwijl Hij zei: 'liefde' leek Hij al zijn ledematen, zijn hart, zijn intellect het zegel van de liefde te geven. Oh, hoe goed is Jezus!

Nadien toen ik mijn biechtvader had verteld wat ik opschreef op de negende bleef ik twijfelen en ik zei bij mezelf: “wat zou ik willen dat ik deze dingen niet op hoefde te schrijven... als het waar is dat Jezus de geseling opschort om mij tevreden te stellen of dat het mijn fantasie is”. En Jezus zei: “Mijn dochter, rechtvaardigheid en barmhartigheid strijden voortdurend met elkaar, en er zijn meer overwinningen van de barmhartigheid dan van rechtvaardigheid. Welnu, als de ziel totaal verenigd is met mijn Wil, neemt zij deel aan mijn werkzaamheid 'ad extra' en als zij eerherstel biedt met haar lijden, behaalt de barmhartigheid haar mooiste overwinningen op de rechtvaardigheid. En omdat Ik er vreugde in vind om al mijn eigenschappen te bekronen met barmhartigheid, zelfs de rechtvaardigheid zelf, geef Ik me, als Ik zie hoe Ik lastig word gevallen door de ziel die met Mij verenigd is, om haar tevreden te stellen aan haar over, omdat zij al het hare aan mijn Wil heeft overgegeven. Daarom kom Ik niet als ik Me niet wil overgeven – omdat Ik er niet op vertrouw dat Ik tegenstand kan bieden zonder overgave. Dus waaraan twijfel je?”




deel 9 – 22 september  1910

Iedere deugd is een Hemel die de ziel verkrijgt.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus vanmorgen maar even en zei: “Mijn dochter, iedere deugd is een Hemel die de ziel verkrijgt. Daarom blijft zij net zoveel Hemelen vormen als ze deugden verkrijgt en deze Hemelen vernietigen alle menselijke geneigdheid, doen teniet wat aards is en doen de ziel bewegen doorheen de zuiverste uitstralingen, door de heiligste verrukkingen, door de hemelse geuren van het hoogste goed en neemt van haar kant deel aan de eeuwige vreugden”. En Hij verdween.




deel 9 – 1 oktober  1910

Liefde voor Jezus bewerkt de transformatie van de ziel in Hem.

Na de communie voelde ik me helemaal getransformeerd in de gezegende Jezus en ik zei bij mezelf: “Hoe kun je deze transformatie in Jezus vasthouden? En in mijn binnenste leek het of Jezus zei: “Mijn dochter, als je doorlopend getransformeerd wil worden in Mij – nog sterker, totaal één wil zijn met Mij – heb Me altijd lief en je zult die transformatie altijd handhaven. In feite is liefde vuur en wat voor hout ook op het vuur wordt gegooid, klein of groot, groen of droog, alles neemt de gestalte aan van vuur en wordt omgezet in vuur. En als dit hout verbrandt kun je de stukken hout niet meer van elkaar onderscheiden, ook niet wat groen of droog was – je kunt niets anders zien dan vuur. Hetzelfde gebeurt als de ziel Mij onophoudelijk bemint. Liefde is vuur dat de ziel verandert in God. Liefde verenigt en de vlammen verhullen alle menselijke werkzaamheid en maken die tot goddelijk werk”.




deel 9 – 17 oktober  1910

De offers van de ziel hebben net zo veel waarde als de ziel liefde heeft en één is met Jezus.

In mijn gebruikelijke toestand smeekte ik bij mijn lieve Jezus om de gelukkige overgang naar het eeuwig leven van een priester die jaren mijn biechtvader was geweest en ik zei tegen mijn geliefde Jezus: “Herinner U hoeveel offers hij bracht, hoe ijverig hij was voor uw eer en glorie – en hoeveel deed hij niet voor mij? Hoeveel heeft hij niet geleden? Op dit punt moet U hem aan ons gunnen en hem zelfs naar de Hemel laten gaan”. En de gezegende Jezus zei: “Mijn dochter, Ik kijk niet zo zeer naar de offers, maar naar de liefde en de eenheid met Mij waarmee die worden gebracht. Dus hoe meer de ziel met Mij verenigd is, des te meer houd Ik rekening met haar offers. Hoe hechter de ziel verenigd is met Mij, des te meer rekening houd Ik met haar kleinste offertjes, omdat je aan de eenheid de liefde af meet en de de maat van de liefde is een eeuwige maat zonder eind en zonder grenzen. Anderzijds bij een ziel die grote offers brengt maar niet met Mij verenigd is, bekijk Ik haar offer als dat van een vreemde en Ik geef haar de beloning die ze verdient – een beperkte beloning. Stel je een vader en een zoon voor die van elkaar houden. De zoon brengt kleine offertjes en de vader, vanwege de band van vader en zoon en vanwege de liefde, wat de sterkste band is, beschouwt deze offertjes als iets groots. Hij is enthousiast, hij voelt zich geëerd, hij geeft al zijn rijkdom aan zijn zoon en geeft alle aandacht en zorg aan zijn zoon. Bekijk nu eens een dienaar die de hele dag werkt, blootgesteld aan hitte en kou en beschikbaar voor zijn meester en zo nodig blijft hij 's nachts voor hem op – en wat krijgt hij? Het karige dagloon, zodat hij zal moeten sterven als hij niet iedere dag werkt. Dat is het verschil tussen de ziel die met Mij verenigd is en de ziel die dat niet is”.
Terwijl Hij dit zei voelde ik me buiten mezelf samen met de gezegende Jezus en weer zei ik tegen Jezus: “Mijn liefste, zeg me eens, waar is deze ziel?” En Jezus: “In 't vagevuur. Oh, als je kon zien hoe hij baadt in het licht, zou je verbaasd zijn”. En ik: “U zegt dat hij in het vagevuur is en U zegt dat hij baadt in 't licht?” En Jezus: “Ja, hij ziet zichzelf badend in 't licht omdat hij dit licht heeft opgespaard en bij het sterven heeft dit licht hem bekleed en het zal hem nooit verlaten”. Ik begreep dat dit licht zijn goede werken waren die hij met een zuivere intentie had verricht.



deel 9 – 24 oktober  1910

Verwarring en de effecten. Alles komt uit de handen van God.

Ik was erg in de war vanwege het gemis van mijn lieflijke Jezus en na de communie klaagde ik over zijn afwezigheid. En Jezus zei in mijn binnenste: “Mijn dochter, trieste dingen – zeer verdrietige dingen gebeuren er en zullen gebeuren”. Ik was bang. Zo gingen verschillende dagen voorbij zonder Jezus. Ik hoorde Hem alleen dikwijls herhalen: “Mijn goede dochter, geduld dat Ik niet kom – later zal ik je vertellen waarom”.

Dus ging ik verbitterd verder, ja, maar wel vol vreugde, toen ik plotseling een droom kreeg die me heel erg bedroefde en me ook verwarde. Des te meer omdat ik Jezus niet zag en daardoor niemand had tot wie ik me kon wenden om omgeven te worden door die uitstraling van vrede die alleen Jezus bezit. Oh, wat is een verwarde ziel toch beklagenswaardig. Verwarring is een helse lucht die men inademt en deze helse lucht bant de hemelse lucht van vrede uit en neemt de plaats in van God in de ziel. Door de damp van deze helse lucht overmeestert de verwarring de ziel zo erg dat door deze helse wind zelfs de heiligste en puurste dingen haar zeer lelijk en gevaarlijk voorkomen. Alles raakt in verwarring en de ziel, moe van deze wanorde, raakt doordrongen van de stank van deze helse lucht en ergert zich aan alles en heeft genoeg van God zelf.

Ik voelde deze lucht van de hel, niet binnenin me, maar om me heen. Toch schaadde het me zo erg dat ik het niet langer erg vond dat Jezus niet kwam – nog sterker, het leek of ik niet eens naar Hem verlangde. Het was waarlijk zeer ernstig, geen kleinigheid. Ik was er zeker van dat deze toestand van mij niet goed was, en daarom waren het lijden, de bezoeken van Jezus, niet Gods Wil en ik werd geacht er eens en voor altijd mee op te houden. Ik zeg er niet alles over omdat ik denk dat het niet nodig is. Ik schrijf dit alleen op uit gehoorzaamheid.

De volgende nacht zag ik het water uit de hemel stromen als een zondvloed die grote schade aanrichtte en hele steden verzwolg. En die droom maakte zo veel indruk dat ik niets wilde zien. Intussen zei een duif die om mij heen zweefde: “De beweging van het gebladerte, van de planten, het geruis van de wateren, het licht dat op de aarde valt, de beweging van de hele natuur, alles – alles komt uit de hand van God. Denk je dat alleen jouw toestand niet uit Gods hand zou komen”. Dus toen mijn biechtvader kwam vertelde ik hem alles over mijn toestand en hij zei dat het de duivel was geweest die me in verwarring wilde brengen. Ik werd een beetje vredevoller, maar als iemand die een ernstige ziekte heeft gehad.


deel 9 – 29 oktober  1910

De drie wapens om verwarring te bestrijden.

In mijn gebruikelijke toestand leek het of Jezus zich even liet zien en ik zei Hem: “Leven van mijn leven, mijn lieve Jezus, de afgelopen dagen was ik in de war en U die zo jaloers bent geweest op mijn vrede, zei me dezer dagen geen woord om mij die vrede te schenken die U zo erg verlangt”. En Hij: “Ach, mijn dochter, Ik geselde en vernietigde steden en begroef menselijk leven – daarom ben ik niet gekomen. Op deze rustdag – daarna zal Ik de gesel weer ter hand nemen – ben Ik meteen weer naar jou gekomen. Je moet weten dat als ik de dingen niet beloon die gedaan zijn met zuiverheid van intentie, de oprechte werken, en alles wat gedaan wordt uit liefde voor Mij, Ik tekort zou schieten in mijn plicht van rechtvaardigheid en al mijn andere eigenschappen zouden in de duisternis blijven. Daarom zijn dit de drie machtigste wapens om dit giftige en helse gekwijl van verwarring te vernietigen.

Dus als de noodzaak om te kastijden me dwingt om een paar dagen niet te komen en deze helse lucht je wil aantasten, zet dan deze drie wapens in: zuiverheid van intentie, het werk als slachtoffer – oprecht en goed in zichzelf, en u zelf voor Mij slachtofferen, met als enig doel Mij te beminnen en je zult iedere verwarring teniet doen en verbannen naar de diepste hel. En met onverschilligheid zul je de sleutel omdraaien zodat die er niet meer uit kan en jou lastig vallen”.
deel 9 – 1 november  1910

De vervulling van de eenheid van wil geeft de diepste eenheid.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus even en zei: “Mijn dochter, er is sprake van volmaakte eenheid als de ziel zo'n hechte eenheid met mijn Wil bereikt dat geen schaduw van haar eigen wil meer over blijft, in die zin dat het niet langer mogelijk is om te onderscheiden wat mijn Wil is en wat de hare. Dan wordt mijn Wil het leven van deze ziel zodat wat Ik ook beschik over haar en over anderen, zij tevreden is met alles. Alles lijkt acceptabel voor haar. Dood leven, kruis armoede etc. zij bekijkt dit alles als haar eigen dingen, die dienen om haar in leven te houden. Zij komt zo ver dat zelfs kastijdingen haar niet meer bang maken, maar zij is in alles tevreden met de Goddelijke Wil en dat gaat zo ver dat het haar voor komt dat als Ik iets wil, zij het ook wil. En als zij het wil doet de Heer het. Ik doe wat zij wil en zij doet wat Ik wil.

Dit is het laatste spoor van de vervulling van jouw wil in de mijne dat Ik zo dikwijls van je gevraagd heb en waarbij gehoorzaamheid en naastenliefde jou niet zijn toegestaan. Zo dat Ik Me dikwijls aan jou heb overgegeven door niet te kastijden maar jij gaf je niet over aan Mij waardoor Ik gedwongen werd Me voor jou te verbergen om vrij te zijn wanneer rechtvaardigheid Me hiertoe dwong en de mensen het punt bereiken dat ze Mij uitdagen om de gesel ter hand te nemen en de mensen te kastijden. Als Ik jou bij Me had gehad en mijn Wil ging geselen, zou Ik waarschijnlijk geen weerstand hebben gehad en de geseling verminderd hebben, omdat er geen grotere macht in de Hemel of op aarde is dan een ziel die totaal en volkomen vervuld is van mijn Wil. Ze komt zo ver dat ze Mij verzwakt en ze ontwapent Mij als het haar behaagt. Dit is de diepste eenheid.
Er bestaat ook een mindere eenheid waarin de ziel berust, dat is zo, maar zij kijkt niet naar mijn beschikkingen als zijnde die van haar – als haar eigen leven. Evenmin schept zij vreugde in mijn Wil of laat ze de hare opgaan in de mijne. Ik kijk hiernaar uit, ja maar het komt niet zo ver dat Ik verliefd word of dol op haar zoals op degenen met de diepste eenheid”.


deel 9 – 3 november  1910

De ziel: het paradijs van Jezus op aarde.

Vanmorgen openbaarde de gezegende Jezus zich in mijn binnenste en vrolijkte zich wat op en maakte zich los van de vele bitterheden van de schepselen en hij sprak deze eenvoudige woorden: “Jij bent mijn paradijs op aarde – mijn troost”. En Hij verdween.